Marijn

Zelf ben ik een week later begonnen dit jaar met de pabo. De vakanties vielen niet goed waardoor ik in een dubium zat. Of helpen met de kindervakantieweek of mijn eigen opleiding volgen. Ik heb gekozen met de kindervakantieweek, want ik wil me elk jaar vrijwillig inzetten voor stichting ranja en hiermee de kindervakantieweek. Bij mijn eigen opleiding loop ik nu alweer bij.
https://www.facebook.com/stichting.ranja/
Ik heb een vrij negatief kaartje gemaakt. Zo is mijn loopbaan tot de pabo ook geweest. Thuis verliep het niet goed met mijn 'vader'. Op de bassischool mocht ik zelf vaak naar de directeur komen, ze zagen alleen wat ik deed als reactie op de rest. Op de middelbare school kreeg ik ook overal de schuld van, maar daardoor keken mensen eindelijk op tegen mij. Hiermee ging ik dus ook verder. Mijn punt is, ik heb verschillende manieren van onderwijs gezien en van opvoeden. Ik heb ook een tweede thuis, dat is bij mijn nichtje. Ik heb gezien hoe het niet moet/mag. Ook zie ik nu in hoe het wél moet/kan. Ik ben naar de pabo gegaan om de kinderen goed onderwijs te verzorgen zoals ze het verdienen, niet het wanbeleid wat ik jaren heb gezien. Ook vind ik het echt leuk om met kinderen te werken, ze zijn 'altijd' eerlijk en ze worden lief geboren. De opvoeding is wat de kinderen gebreken kan aanleren. Maar daar wil ik van af, ik wil dat de opvoeding en het onderwijs juist verrijking bieden van wat ze aangeboden is. Daarom is dit kaartje belangrijk voor mijn loopbaan, ongeacht wat er is gebeurd of gaat gebeuren, je kan altijd jezelf zijn als je de juiste mensen om je heen krijgt.

Innovatief en vakoverstijgend onderwijs. Quest 2.
Aanleiding:
Vak integratie. Dit werd vroeger, in de negentiende eeuw, al genoemd. O.a. de filosoof Johann Herbart noemde dit. Verder was de Amerikaanse filosoof John Dewey een voorstander van het vakoverstijgend onderwijs. Sinds de negentiende eeuw is het onderwijs al aan het kijken naar vakintegratie. Het stond toen in het algemeen nog op een laag pitje. In het vernieuwde en nog steeds vernieuwende onderwijs wil de regering ook vakoverstijgend onderwijs aanbieden aan de kinderen in ons land. We hebben al in verschillende producten vakoverstijgende lessen moeten maken en geven. Nu gaan we ze niet zomaar maken, we gaan kijken op welke manier dit goed werkt en waarom. We vernieuwen met dit onderzoek het onderwijs en de manier van lesgeven. Mijn mening hierbij is dat er veel leeruren vrijkomen wanneer je vakintegratie toepast, de lessen worden talrijker en de kinderen zijn niet meer bezig met ‘het saaie begrijpend lezen’; in plaats hiervan lezen ze een tekst over wat ze aanspreekt bijvoorbeeld geschiedenis en passen ze naar mijn idee een werkvorm toe die ze het leukst vinden. De kinderen ontwikkelen een eigenaarschap van de leerstof.
Verder heeft vakintegratie nog voordelen. Je werkt bijvoorbeeld met verschillende intelligenties op school. De leerlingen krijgen de stof beter binnen, het leggen van verbanden tussen de vakken wordt makkelijker en de leerlingen bevorderen hun sociale vaardigheden. Ook sluiten de thema’s aan bij de leef- en belevingswereld van de kinderen. Hierdoor past de stof beter bij hun interessegebied en enthousiasmeert het de kinderen om tot leren te komen. Enthousiasme is de beste manier voor onderwijs vind ik.
Maar er zitten ook nadelen aan het vakoverstijgend werken. Je kan de kerndoelen en dus de kennisbasis ‘vergeten’. Omdat er voor de les nog steeds minder tijd wordt gerekend of andere doelen centraal gaan staan, houd je je niet meer bezig met de kerndoelen of juist minder. Hierdoor kan er i.p.v. leerwinst ook leerverlies zijn. De vaardigheden krijgen meer nadruk dan de basiskennis. (IVLOS, 2008).
Ook kan het moeilijk zijn om in beeld te krijgen wat er precies geleerd is. Hier gaat het vooral over de chronologische volgordes en feitenkennis. Daarnaast is er ook een kans dat een kind oppervlakkig of onzeker is, dan kan dit nadelen geven voor je eigen expertise.
Nu weten we dat er voor- en nadelen zijn. Misschien zijn er nog meer voordelen te vinden, daar gaan we zeker naar opzoek. Nu de nadelen bekend zijn, kunnen we manieren vinden om deze te laten vervagen. Het lijkt mij ook heel interessant om deze manieren te vinden op OBS De Uilenbrink Veghel. Dit is niet de probleemstelling, maar het gaat wel meespelen in het onderzoek. Ook wil ik de voordelen in beeld brengen welke al genoemd zijn, ook wil ik een paar voordelen erbij zoeken.
Context:
De Uilenbrink is een grote school met 470 leerlingen. De school bestaat nu 40 jaar en iedereen mag er komen. Het maakt dus niet uit waar je vandaan komt, wat je godsdienst is of wat je denkt. Er wordt aandacht besteed en respect gegeven aan anderen en mensen die anders denken.
zien, benutten, ontdekken en pakken. Dit is een motto van De Uilenbrink. Hiermee wordt bedoelt dat de kinderen zich veilig voelen op school. Elk kind heeft het recht op een veilige plek en kan rekenen op vertrouwen, ondersteuning en uitdaging. De Uilenbrink wil de kinderen de kans bieden die ze verdienen om zichzelf maximaal te kunnen ontwikkelen. Hiermee wordt bedoeld op verstandelijk, sociaal-emotioneel en op creatief gebied. Een belangrijk motto is daarom ook: ‘We halen het maximale uit hoofden, handen en harten van de kinderen.’
De Uilenbrink wil dus het maximale halen uit hoofden, handen en harten van de kinderen. Ze willen ook dat de leerkrachten het maximale halen uit zichzelf. De leraren krijgen de gelegenheid zich te specialiseren. Hier past het innoveren van het onderwijs goed bij. Als je leert van elkaar kun je jezelf als individu ontwikkelen. Altijd kan het onderwijs beter, daarom dat er steeds meer gewerkt wordt met het vakoverstijgend onderwijs en het innoveren van het onderwijs.
De school kent die bouwen: Groep 0/1 en 2 noemen ze de onderbouw, de groepen 3, 4 en 5 vormen de middenbouw en de groepen 6, 7 en 8 zijn de bovenbouw. Ze behouden het contact en overleg met elkaar door onderling al te overleggen, maar ook zijn er bouwvergaderingen eens in de vier weken. Er komen hier onderwijskundige onderwerpen aan bod, dus ook innovatief onderwijs en vakintegrerend onderwijs.
hoe brengt De Uilenbrink vakgeïntegreerd werken in praktijk?
De Uilenbrink is een cultuurloperschool. De Cultuur Loper is een vierjarig programma – bestaande uit coaching en scholing èn een online instrument – waarmee scholen de kwaliteit van de eigen cultuureducatie kunnen verbeteren. Het programma helpt de scholen om vanuit hun eigen visie een samenhangend en doorlopend activiteitenprogramma te maken. Zo worden kinderen in het primair onderwijs en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs optimaal gestimuleerd in hun culturele groei.
De Cultuur Loper wordt ontwikkeld door Kunstbalie in samenwerking met erfgoed Brabant als onderdeel van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Het programma komt in co-creatie tot stand met lokale intermediairs, kunstencentra, scholen, cultuuraanbieders en gemeenten in Noord-Brabant. In 2013 en 2014 startten in de provincie 27 gemeenten met het landelijke regeling, waardoor zo’n 90 scholen voor het primair onderwijs en 4 scholen voor het voortgezet onderwijs aan de slag konden met De Cultuur Loper. In 2015 en 2016 groeit het aantal scholen binnen deze gemeenten tot 250. Na 2016 wordt De Cultuur Loper uitgerold binnen meer gemeenten en zo beschikbaar gesteld aan nog meer scholen.
Met welke partners werkt de school samen?
De school werkt samen met jeugdgezondheidszorg, dus met de GGD. Tijdens vaste contactmomenten volgen ze de groei en ontwikkeling van het kind. Wanneer uw kind 5/6 jaar is meten ze de lengte en het gewicht, de oren en de ogen worden getest en de jeugdarts bespreekt met de ouders de gezondheid en ontwikkeling van het kind. Is het kind 9/10 jaar, dan meten ze weer de lengte en gewicht. Daarna bespreken ze met de ouders de groei en ontwikkeling van het kind. De jeugdverpleegkundige geeft ook de DTP en BMRvaccinaties. De jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen onderhouden korte lijnen met school. Als voorbereiding op het contactmoment informeren zij bijvoorbeeld de leerkracht of IBer hoe het met het kind gaat. Ook nemen de jeugdverpleegkundigen deel aan de Zorg Advies Team op school. De GGD ondersteunt en adviseert scholen bij het structureel en planmatig uitvoeren van gezondheidsthema’s. Uitgangspunt is de Gezonde School aanpak. Centraal staat de vraag van de school. Deze aanpak stimuleert de gezondheid van leerlingen en leerkrachten. De GGD ondersteunt ook bij het aanvragen van vignetten.
Jeugdzorg bureau Jeugdzorg is er voor vragen en problemen bij de opvoeding en het opgroeien van kinderen en jongeren tot en met 17 jaar. Ze zijn een contactpersoon voor de ouders en staan in verband met de school.
Dan is er ook nog BASISTEAM JEUGD EN GEZIN (BJG).
Vanaf 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg. Ze zorgen ervoor dat er een vast team van jeugdzorg werkers is. Dit team wordt BJG genoemd. Ze hebben ervaring met: opvoeden en opgroeien, verstandelijke en lichamelijke beperkingen, psychische problematiek, lichamelijk en emotionele gezondheid, schoolmaatschappelijk werk en veiligheid. Ze bieden ondersteuning en begeleiding aan kinderen/jongeren van 0 tot 23 jaar en hun ouders.
Ook werken ze samen met de bibliotheek Veghel. De bibliotheek is een schatkamer voor degene wie leuke boeken zoekt. Je abonnement is gratis totdat je 17 bent, wél betaal je 2,50 inschrijfgeld. De kinderen kunnen hier alle boeken lenen welke ze nodig hebben.
Daarnaast is er ook onderwijsbegeleiding voor wanneer de kennis van de school/leerkrachten te kort schiet. Dan kan er een beroep gedaan worden op externe adviseurs. Deze instanties helpen ook bij inhoudelijke zaken (manier van lesgeven, het kiezen van en werken met methodes e.d.).
Verder werken ze met de Pedagogische Academie voor Basisonderwijs (Pabo). Hier worden studenten opgeleid tot groepsleerkracht voor het basisonderwijs. Het is noodzakelijk dat de studenten praktijkervaring op kunnen doen. Ook werken ze samen met de ROC hier in Veghel. De toekomstige onderwijsassistenten of mensen welke hierna de pabo gaan doen.
Hoe worden ouders betrokken bij het onderwijs?
De uilenbrink is rijk aan een grote groep actieve ouders die hulp biedt bij veel activiteiten. Die hulp is van groot belang voor de manier waarop ze het onderwijs vorm willen geven. Ouders ondersteunen leerkrachten bij diverse onderwijskundige activiteiten, bij de themawerkzaamheden in hogere klassen en doen samen met de activiteitencommissie de organisatie van allerlei festiviteiten in en om de school, zoals het sinterklaas- en kerstfeest, de carnavalsoptocht en de avondvierdaagse. Een deel van hen zit in de Ouderraad en komt meerdere keren per jaar bijeen om deze zaken te regelen. Ook is er een ouderraad. Dat is een verlengstuk van de handen van de ouders op het schoolplein. De ouderraad organiseert o.a. de avondvierdaagse, de carnavalsoptocht en verzorgt ook de leuke versieringen rondom sinterklaas en kerst. Daarnaast wordt door het team ook een beroep gedaan op de OR bij extra activiteiten. Verder is er een speciaal protocol geschreven voor de ouders die ondersteuning bieden. In dit protocol wordt benadrukt dat zorgvuldig om gaan met de privacy van de kinderen op de Uilenbrink van belang is. Daarnaast is er een medezeggenschapsraad. Dus ook op bestuurlijk niveau is er een aantal ouders dat meedenkt met de Uilenbrink. Ze zijn vertegenwoordigd in de oudergeleiding van de Medezeggenschapsraad ofwel de MR. Meerdere malen per jaar overleggen zij samen met de personeelsgeleding van de MR over allerlei inhoudelijke zaken die de school en het onderwijs betreffen. De MR heeft t.a.v. het schoolbestuur vele instemmende en adviserende bevoegdheden.
Quest 4
Design.
Dit zijn de ontwerpprincipes waar rekening mee gehouden wordt:
- Vakintegratie.
- Verhalend ontwerpen.
- Ontdekkend leren.
Vakintegratie:
Vakintegrerende lessen of vakoverstijgende lessen zijn lessen waarin meerdere vakgebieden gecombineerd voorkomen in een samenhangend thema (van Boxtel, 2009). Zo kan in een les bijvoorbeeld rekenen, taal en natuurkunde gecombineerd worden. Het doel van dit soort onderwijs is het vergroten van de toepasbaarheid van de opgedane kennis. Binnen vak integratie staan algemene vaardigheden zoals probleem oplossen, onderzoeken, kritisch denken en onderzoeken centraal. Je kan kiezen uit een aantal manieren om dit toe te passen:
- Multidisciplinaire aanpak
- Interdisciplinaire aanpak
- Trans disciplinaire aanpak
Multidisciplinaire aanpak:
Gebruik je deze aanpak, dan geef je losse lessen. Deze sluiten niet op elkaar aan, ze hebben wel hetzelfde thema.
Interdisciplinaire aanpak:
Gebruik je deze aanpak, dan geef je lessen waarin een aantal vakgebieden samenkomen. Bijvoorbeeld rekenen en aardrijskunde wanneer de probleemstelling is dat er een dorp in Birma gebouwd moet worden.
Trans disciplinaire aanpak:
Gebruik je deze aanpak dan is de grens waar de vakken overstijgen in elkaar niet meer duidelijk. Hier zoom je vooral in op problemen of opdrachten welke je tegenkomt in het dagelijks leven. Hierin gebruik je verschillende vakgebieden om tot een oplossing te komen. Het thema of de opdracht is dus gelijk en wordt opgelost door een aantal vakgebieden samen.
1. De doelen zijn voor beide vakken duidelijk voor jezelf en de kinderen. De doelen moeten volledig behaald worden. Daarnaast kies je zelf de doelen welke bij de klas en bij de les past. Als tip kun je hierover met de kinderen in gesprek, met collega’s in gesprek met de vraag welke doelen zij nodig hebben of graag willen doen. Het moet duidelijk zijn omdat de kinderen dan weten waarvoor ze het doen, dit zorgt voor meer betrokkenheid bij de lessen.
2. Plan je les goed in zodat alle doelen aan bod komen. Houd je ook aan deze tijdsplanning, dit voorkomt dat je de doelen vergeet. Maak bijvoorbeeld een checklist voor jezelf of alles aan bod komt. Daarnaast kun je deze checklist goed gebruiken om te kijken of de kinderen de doelen in het gros hebben behaald. Het is belangrijk dat de kinderen een overzicht hebben in welke doelen zij behaald hebben. Hierdoor motiveert het ze om nog meer doelen te behalen. Ook voor u is het handig, dan zie je meteen wanneer de kinderen iets leren in de lessen en wat ze leren.
3. Kies een thema/onderwerp welke binnen de leeromgeving valt van de kinderen. Kijk van te voren in welk dorp ze leven en wat daar actueel is. Vraag aan de kinderen welke hobby ze hebben of wat ze graag doen. Praat met de ouders of met de andere groepsleerkrachten. Zorg er voor dat je thema enthousiasmeert en/dus actueel is. Het enthousiasmeren kun je doen door het actueel te houden, concreet materiaal meenemen, een gastspreker uitnodigen of zelf bezig gaan met verhalend ontwerpen. Wanneer het actueel is, speelt het onderwerp/thema bij de kinderen. Wanneer dit het geval is, zijn de kinderen meer betrokken bij de les. Zorg dat ze waarde kennen in het thema.
4. Kies didactische werkvormen welke bij de klas passen of welke je doelen beter helpen behalen. Laat de klas samenwerken wanneer je weet dat sommige kinderen er moeite mee hebben om individueel te werken. Of laat ze individueel werken en kruip zelf in de begeleidende rol. Pas je didactische werkvormen dus aan je doelen aan, maar ook aan de klas. Wanneer je dus een werkvorm hebt gevonden dat werkt bij een kind, borduur hier dus op voort. Dat zorgt ervoor dat het kind betrokken blijft bij je lessen, ze zien zelf de waarde ervan terug in het resultaat en de werkvormen zijn leuk voor de kinderen.
Verhalend ontwerpen:
1. Een voordeel van verhalend ontwerp is, is dat het niet waar hoeft te zijn. Je past je hierbij wel aan de klas aan. De klas kan te ‘kinderachtig’ zijn voor een verhaal over Jan de ridder uit de middeleeuwen, aangezien ze weten dat ze geen respons kunnen sturen. Verzin dan een actueel verhaal met als hoofdpersoon bijvoorbeeld onze koning of een topsporter. Een piloot die is neergestort en op een onbewoond eiland leeft. Wat nu ook actueel is, zijn de spelers van Chapacoense, uit Brazilië. Maar is de klas klaar voor zo’n heftig onderwerp? Dat voel je aan, je kan het er sowieso met de klas bespreken. Zo kun je zien waar de leef- en beleefwereld zich bevind bij de kinderen. Dat is heel belangrijk om te zien welk onderwerp je het beste kan pakken. Met een onderwerp dat blijkbaar aanslaat (testen door een gesprek met de klas) gaan de kinderen zelf manieren vinden voor de oplossingen. Ze laten dan het leren uit zichzelf komen i.p.v. dat wij alles klassikaal vertellen.
2. Zorg dat je verhaal inspeelt op de verbeeldingswereld van de kinderen. Zorg voor concreet materiaal en laat het echt klinken. Inspelen op de verbeeldingswereld van de kinderen kan bijvoorbeeld door een beschrijving te geven aan de omgeving of situatie waarin de contactpersoon verkeerd. Concreet materiaal kan zijn: een kaart van het eiland waar de piloot zit. Concreet materiaal zorgt voor iets tastbaars, het zit in onze genen dat we nieuwe dingen graag willen bevinden met onze zintuigen. Dit geldt dus ook voor kinderen. Wanneer je iets nieuws meebrengt of iets tastbaars, dan is de betrokkenheid vanzelf al heel hoog.
3. Beschrijf het probleem of de situatie. Laat de kinderen duidelijk weten wat er moet gebeuren, laat de contactpersoon de vraag stellen of stel de vraag voor hem/haar. Blijf ook in je rol en vertel niet meer dan je weet, je weet namelijk net zoveel als de kinderen. Wanneer jij jouw rol niet serieus neemt, nemen de kinderen de rollen ook niet serieus. Belangrijk is dus dat je het zelf goed speelt, dit zorgt voor een hoge betrokkenheid en een hoog gevoel van medeleven bij de kinderen. Dit alles werkt dus beter mee met de lessen.
4. Luister naar de kinderen. Luister dus naar de oplossingen welke ze geven, vraag ook wat er verder zou kunnen gebeuren met de contactpersoon. Schrijf ook het verhaal zo verder dat er stukken van de kinderen in terug blijven komen. Hierdoor vergroot je de betrokkenheid en maakt het kind mede eigen van het leren. Wanneer je iets wilt vertellen werkt dat beter wanneer je zelf hebt geluisterd naar het kind. Kinderen luisteren namelijk beter naar iemand die hen ook respecteert en laat zien dat je ze waardeert. Dit zorgt ervoor dat je lessen soepeler verlopen en verhoogt de betrokkenheidswaarde van het kind.
5. Zorg ervoor dat je van te voren wel duidelijk hebt wat je wilt. Welke doelen je wilt bereiken aan het eind van het verhalend ontwerpen en welke middelen je hiervoor gaat gebruiken. Pas het ondertussen dus wel aan wanneer de kinderen het verhaal vertellen wat er zou kunnen gebeuren de volgende keer. Laat ook aan de kinderen zien wat de doelen zijn. Hierdoor weten ze waar ze aan toe zijn, waar ze naartoe werken en wanneer het resultaat behaald is. Dit zorgt voor een ‘checklist’ bij de kinderen. Bij elke keer dat zij iets kunnen afstrepen wat gedaan is, wordt de intrinsieke waarde verhoogd.
Ontdekkend leren:
1. Bedenk het thema of bedenk het samen met de kinderen. Kies iets actueels en het moet inspelen op de leef- en belevingswereld van de kinderen. Hiervoor kun je zorgen door de kinderen mee te laten beslissen of met de kinderen in gesprek te gaan wat zij interessant zouden vinden.
2. Enthousiasmeer de kinderen voor het thema. Neem hiervoor concreet materiaal mee, laat de kinderen het desnoods meenemen. Het kan ook dat je een gastspreker laat komen of dat je een leuk filmpje of verhaaltje kent over het gekozen onderwerp.
3. Laat de kinderen vrij om op meerdere manieren te werken. Kinderen kunnen het bijvoorbeeld in boeken opzoeken, op internet opzoeken, een interview houden of op bezoek gaan bij betreffende plekken bijvoorbeeld. Stuur ze wel in het proces en zorg ervoor dat je overzicht houdt. Een goede manier is om de kinderen het werk in te laten leveren en je kijkt het na. Voor mij een leukere idee is dat de kinderen aan jou komen vertellen en laten zien wat ze doen en hebben gedaan. Ga bij ze langs tijdens het werken of nodig ze uit aan je bureau. Je kunt de kinderen meer verantwoordelijkheid geven door bijvoorbeeld te vertellen dat ze tijdens het project in totaal 2 of 3 keer naar je toe komen om het resultaat te laten zien.
4. Laat de kinderen op het eind van het project de resultaten presenteren. Laat de kinderen hier ook vrij mee. Hiervoor kunnen ze denken aan: powerpoint, prezi, poster, vertellen, foto’s en nog veel meer. Zolang ze bewijzen dat ze het project te hebben aangepakt zoals behoren, dus hun doelen behaald.
Concreet stappenplan:
1. Bedenk welke vakken je wilt integreren.
2. Bedenk de leerdoelen.
3. Verwerf voorkennis over de klas.
4. Bedenk het thema.
5. Enthousiasmeer de kinderen.
6. Begeleid de kinderen tijdens het proces.
7. Laat de kinderen presenteren.
8. Geef feedback.
9. Krijg feedback van de kinderen.
Quest 5
Testing
Ontdekkend leren
Ontdekkend leren is een werkwijze die veronderstelt dat de leerling ergens aan toe is en daarom in staat stelt hem uit te dagen om de wereld actief te onderzoeken (Kagan, 2013). Hierbij is de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen het uitgangspunt. Er wordt gewerkt met een thema en nieuwe kennis zit in de context.
Wat ik heb gezien is dat de kinderen zo verbanden leren zien. Door deze kennis en vaardigheden te verbinden aan eerder verworven kennis, blijft het beter hangen. De leerling onthoudt de lesstof beter wanneer hij/zij zelf ontdekt. Ontdekkend leren maakt gebruik van coöperatief leren. Coöperatief leren heet ook wel samenwerkend leren. Hiermee ging het bij mij om de samenwerking tussen de sterke en de zwakke leerling. Dit zorgt ervoor dat het gebruikt maakt van de verschillen tussen kinderen. De kinderen zoeken samen naar een oplossing en helpen elkaar.
Met taal zat het al in de methode verwerkt. Je krijgt thema’s waarin je werkt en afwerkt. In mijn lessen heb ik deze methode als leidraad gebruikt. Hier heb ik mijn eigen draai aan gegeven. Bij pronkstukken namen de kinderen een eigen pronkstuk mee. Van foto’s tot concreet materiaal. Bijvoorbeeld een oude koffiemolen van thuis, een eerste prijs voor judo of een oude telefoon.
De oude koffiemolen en de telefoon was een aanzet voor een taal/geschiedenis les. We hadden het tijdens de taalles expliciet over deze voorwerpen en de geschiedenis hiervan. We hadden een klasgesprek over het onderwerp en daarna konden we de opdrachten maken in het boek over het pronkstuk.
De lessen werkten goed en zorgden voor veel betrokkenheid met de kinderen. De kinderen konden namelijk leren over hun pronkstuk. Waardoor ze zelf tegen een confrontatie aanliepen en hierdoor zelf al wilde weten wat het was en deed. Ook waar het vandaan komt. Bij het samenwerken was het de bedoeling dat je samen vragen maakten en over elkaars pronkstuk en je eigen pronkstuk dus de informatie ging zoeken. Ze moesten wel de gezamenlijke doelen behalen. Verder liet ik ze vrij in het proces en nam ik de begeleidersrol aan.
Wat opviel was dat de kinderen moeilijk opstarten, dit was een nieuw concept voor ze waardoor ze niet wisten waar ze aan toe waren. Een aantal kinderen die juist hierdoor fijn werken en meer vrijheid ervaren, werkten meteen aan en vroegen daarna of ze goed bezig waren. Het viel ook op dat heel veel kinderen beginnen mee te liften wanneer ze samenwerken met een slimmer kind. Dit heb ik toen opgelost door te vermelden wat ze beiden hebben gedaan en de andere kinderen de opdracht te geven door de ander juist te begeleiden i.p.v. voor te kauwen. Aan het einde van de lessen hebben we besproken of de doelen zijn behaald. – Ik weet wat mijn pronkstuk is. – Ik weet waar mijn pronkstuk vandaan komt. – Ik weet wanneer mijn pronkstuk werd gebruikt. – Ik weet wat de actuele vervanging is voor mijn pronkstuk. Dit was in het gros behaald.
Ontdekkend leren is dus actief, onderzoekend leren waarbij gebruik gemaakt wordt van coöperatief leren van Kagan (2013) en de meervoudige intelligenties van Gardner (2002). Het heeft positieve gevolgen op de leerhouding en de motivatie.
Vak integratie
Vakintegratie lessen of vakoverstijgende lessen, zijn lessen waarin meerdere vakgebieden gecombineerd voorkomen in een samenhangend thema (van Boxtel, 2009). Zo kan in een les bijvoorbeeld rekenen, taal en natuurkunde gecombineerd worden. Het doel van dit soort onderwijs is het vergroten van de toepasbaarheid van de opgedane kennis. Binnen vak integratie staan algemene vaardigheden zoals probleem oplossen, onderzoeken, kritisch denken en onderzoeken centraal.
Dit heb ik toegepast in een aantal lessen. We hebben bijvoorbeeld techniek gekoppeld aan handvaardigheid. Techniek gekoppeld aan rekenen en ook techniek gekoppeld aan geschiedenis. Ik heb met de kinderen als techniek les een brug gebouwd van papier. In deze les moesten ze kijken welke structuren het sterkst waren. Ook hebben we gekeken naar de vroegere bouwtechnieken, zelf gerekend met de technieken, hoe ver alles uit elkaar staat en hoeveelste deel van de brug bedekt is met een reclamebord of spandoek.
Wat mij opviel was dat de kinderen op een leuke manier bezig waren met de vakken. Aangezien een brug bouwen praktisch is en voor de kinderen leuk is. Hierover heb ik vragen gesteld aan de kinderen wat ze van de lessen vonden. Ze vonden het veel leuker om te rekenen met de brug aangezien dit voor ze actueel was. Verder gebruikten ze de structuren van vroeger ook als probeersels van nu bij het bouwen van de brug. Ze hadden bijvoorbeeld de boogbouw van vroeger gebruikt en de driehoekstructuren van nu. Ook nu zijn er nog boogbouwen. Ze hebben daarna zelf naar informatie gezocht waarom bepaalde bouwstructuren sterk waren. Ze wilden zelf de sterkste brug bouwen, maar ik had ze alleen ingeleid. Al gauw kreeg ik de vraag of ze het mochten opzoeken. De kinderen werkten in groepjes samen waardoor ze elkaar konden helpen en de taken verdelen.
Dus vak integratie werkt positief mee aan het proces van de kinderen. Je kan de vakken zoveel leuker maken. Alleen moet je wel opletten dat een aantal doelen niet vervagen of minder aandacht krijgen, je plakt natuurlijk meer doelen in dezelfde lestijd of laat doelen al gauw weg.
Vakinhoudelijke en vakdidactische keuzes in het onderwijsontwerp worden onderbouwd vanuit inhouden uit de profieldelen van de kennisbases van de gekozen profilering (3.4)
Hiervoor heb ik ons theoretisch kader erbij gepakt. Welke we hadden gevuld met didactische keuzes en onderbouwingen. Hierin stonden een aantal dingen welke mij wel bevielen, daarom pakte ik dit erbij. Verder heb ik het boek: Leren innoveren Eric Verbiest een inleiding in de onderwijsinnovatie. Tweede, licht herziene druk, 2014.
Dit gaat over competenties. Het boek van Korthagen, 2004. Competenties
De competenties worden geoperationaliseerd in gedragsindicatoren (Jos van der Eijk, 2009):
- Als (aanstaande) leraar kun je je normatieve kader verwoorden, (theoretisch) verantwoorden en verbinden aan je handelen.
- Je hanteert inspiratiebronnen voor je denken en handelen; je bent je bewust van het feit dat buiten jezelf ook bronnen voor handelen te vinden zijn. Die bronnen hanteer je op persoonlijke wijze.
- Je bent zelf ook een inspiratiebron voor de kinderen; je bent de juf of meester met een verhaal.
- Je geeft vorm aan persoonlijk meesterschap door aan kennis, kunde en houding een persoonlijke visie en inspiratie toe te voegen.
- Je kunt jouw persoonlijk zingevend kader verwoorden en je bent in staat leerlingen in de ontwikkeling van hun kader te begeleiden.
Bij de in het onderwijsontwerp gehanteerde werkvormen wordt gebruik gemaakt van actuele media en technologie (3.8)
Bij mijn lessen heb ik bijvoorbeeld ook het jeugdjournaal erbij gepakt en deze besproken met de kinderen. Het jeugdjournaal heb ik gekozen aangezien deze gemaakt is vóór kinderen. Hierdoor is het uitermate geschikt en zijn het ook geschikte onderwerpen. De kinderen vinden het leuk als je ze een beetje prikkelt, ik heb dit geprobeerd maar dat ging niet zoals gewenst. Daarnaast heb ik tips gekregen van de mentor, neem een houding aan welke heel erg tegen de mening is van de kinderen en hoor ze dan eens uit. Prikkel ze, stimuleer ze juist om duidelijke argumenten te geven.
De in het onderwijsontwerp op bouwniveau beschreven leerdoelen zijn vakoverstijgend (verbonden aan ten minste rekenen en taal en de vakken van de gekozen profilering) en verantwoord vanuit landelijke tussen- en einddoelen (3.5)
Hiervoor heb ik in mijn lessen de methoden gebruikt. Deze heb ik echter wel mijn eigen draai gegeven. Hierdoor behield ik de doelen alleen dan in een nieuw jasje.
De leeromgeving zodanig in te richten dat alle leerlingen worden uitgedaagd tot leren in hun eigen zone van naaste ontwikkeling (4.3) Het onderwijsontwerp heeft een expliciet gemaakte relatie met actuele, relevante ontwikkelingen op lokaal, regionaal, nationaal en/of internationaal niveau (3.19)
Hiervoor hebben ze met bijvoorbeeld taal de eigen pronkstukken meegenomen. Ook met taal was daarna het thema: plankenkoorts. Ze hadden zelf de kerstmusical van Scrooge. Waardoor we perfect op de situaties van naaste ontwikkeling konden inspelen. Het was allemaal actueel en bezig met concreet materiaal waardoor het werken werd vergemakkelijkt. De kinderen daagden we uit om de geleerde situaties zelf toe te passen bij het pronkstuk of juist bij de musical. Daarnaast hebben we de kennis toegepast op grotere musicals en met de pronkstukken zijn we gaan kijken naar vroeger en nu. Plus wáár werden ze gebruikt en hoe.
In het onderwijsontwerp is verantwoord op welke manier gebruik is gemaakt van kansen en mogelijkheden door het betrekken van ouders (6.2)
Ouderbetrokkenheid
Nederland kenmerkt zich door een behoorlijke betrokkenheid en een positieve waardering bij het onderwerp ouderbetrokkenheid. Toch zijn er een aantal risicovolle ontwikkelingen: de hoge verwachtingen van ouders, maar ook de drempel die veel ouders ervaren in hun contacten met de school maken dit actueel. Daarnaast wordt het onderwijspersoneel geconfronteerd met verbaal en fysiek geweld van leerlingen en ouders. Tegelijk dienen zich nieuwe kansen aan, in de vorm van ontwikkelingen die de samenwerking tussen school, ouders en de maatschappelijke omgeving versterken. Hiervoor als voorbeeld is de toename van het aantal brede scholen. (ITS, Radboud Universiteit, 2006.)
Rollen van de ouders
Ouders kunnen in verschillende hoeveelheid een rol innemen op een school. Volgens Vermeulen & Smit (1998) is het zinvol om een analytisch onderscheid te maken tussen ouders als medevormgevers, consituenten van het onderwijs en als afnemers van het onderwijs die eisen kunnen stellen aan de producten van scholen. (Laemers, 2002). Maar er kan ook een onderscheid worden gemaakt naar voorwaarden voor het optimaal functioneren van het partnerschap tussen ouders, school en gemeenschap (vgl. Goldring & Sullivan, 1996):
- de mate waarin afspraken, procedures, overlegstructuren en verantwoordelijkheden duidelijk zijn (structuur);
- de vaardigheid waarmee de betrokkenen met elkaar omgaan (vaardigheid);
- de wijze waarop betrokkenen met elkaar omgaan (cultuur);
- de mate waarin betrokkenen bereid zijn gezamenlijk het proces van partnerschap aan te gaan (bereidheid).
Voorwaarden
Om de moeilijk bereikbare ouders te betrekken bij het onderwijs van hun kinderen, dient er rekening te worden gehouden met de volgende condities (Smit, Driessen & Doesborgh, 2004):
- Ouders worden meer gezien als partner van de leraren met eigenstandige inbreng bij de opvoeding in het omgaan met waardenoverdracht en waardenstimulering.
- Er wordt duidelijk aangegeven wat men van hen verwacht wat betreft opvoeding en waardenoverdracht.
- Ouders en school staan open voor elkaars culturele en religieuze achtergronden. Onderwijs en opvoeding wordt als gezamenlijke taak en verantwoordelijkheid gezien.
- Het onderwerp van de betrokkenheid van moeilijk bereikbare ouders staat hoog op de beleidsagenda in de plannen van schoolbesturen en scholen.
- Scholen rekenen de samenwerking tussen ouders en school wat betreft godsdienstige/levensbeschouwelijke vorming nadrukkelijk tot hun takenpakket.
- Moeilijk bereikbare ouders worden nadrukkelijk uitgedaagd om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van de school en daarmee hun verantwoordelijk voor de school en de samenleving tot uitdrukking brengen.
We hebben bij handvaardigheid de ouders uitgenodigd om mee te komen helpen. Zij hadden vaardigheden in het proces van het product waardoor zij hun expertise konden gebruiken om het kind te onderwijzen. Hierdoor waren de ouders actief betrokken met het proces en hadden zij zelf ook overzicht hoe het er aan toe ging op school. Verder ga ik nog proberen om werkbesprekingen te doen met de kinderen waar de ouders ook aan deel kunnen nemen. Echter is het een gesprek met het kind om de resultaten en werkprocessen te bespreken, de ouder zit er alleen bij als luisterend oor waardoor zij overzicht krijgen over de situatie.
Reactie plaatsen
Reacties
EINDFEEDBACK VANUIT DE PROFILERING
NWTD 3.4/ 3.5:
In je blog kan ik lezen dat je een idee hebt van ontwikkelingen in je school. Ik lees je ontwerpprincipes. Ik lees dat je een aantal activiteiten hebt ondernomen waar kinderen positief op gereageerd hebben. Ik lees een mooie intentie over wat je wilt bereiken met kinderen.
Wat ik niet scherp krijg: hoe je in jouw activiteiten gericht hebt gewerkt aan vakintegratie en verhalend ontwerpen. Je blijft nl. algemeen in je beschrijving, verwijst niet naar concrete reflectie op de betekenis van de activiteit. Feedback van werkplek ontbreekt. Denkend aan Challenge day, heb je concrete ervaringen (bv.pronkstuk) opgedaan. Je noemt die wel, maar legt geen verband met de theorie. Je legt ook geen verbanden met vakdidactiek/kerndoelen en leerlijnen.
Om aan te tonen dat je genoeg gewerkt hebt aan 3.4 en 3.5 is een bijstelling nodig: Kritisch nadenken over de theorie in relatie tot de praktijk (denk bv. aan de elementen van verhalend ontwerpen die je kun inzetten gericht toelichten en verbinden aan jouw activiteiten; hoe je werkt aan vakintegratie en welke kerndoelen/leerlijnen aangesproken worden.) Feedback die dat bevestigt (werkplek, docent taal, geschiedenis). Ik hoop dat het je lukt om verder te komen.
NWTD 3.4; 3.5:
Hallo Marijn. Ik zie geen Quest 6 opgenomen… toch alvast een reactie op jouw ervaringen.
Je zet ontdekkend/onderzoekend leren in bij je lessen.
Kun je aangeven wat hier voor jou de meerwaarde van is?
Wat de meerwaarde hiervan voor de kinderen is? (s.v.p. voorbeelden gebruiken ter onderbouwing)
Maak je gebruik van het 7 stappenplan? Beargumenteer je antwoord.
Hoeveel zelfsturing geef jij de kinderen en wat levert dat hen en jou op?
Is het onderzoekend leren een vernieuwende aanpak voor de school?
Heb je in beeld wat het voor jou makkelijker maakt om hier andere vakken in te laten participeren?
Kennisbasis:
Welke waarde zie jij in het bewust werken vanuit de drie N&T pijlers?
Vanuit welke concepten heb jij aan het onderzoeken gewerkt?
Waartoe kan het leiden als je dit werken vanuit concepten bewust gaat inpassen?
Leerlijnen:
Waar loop je tegenaan als je door de groepen heen het onderzoekend leren als leerlijn opneemt?
Dag Marijn, je geeft in quest 5 een beschrijving van een aantal activiteiten uitgewerkt per principe. Je voegt al veel conclusies toe, waardoor het geheel niet meer objectief is, wat wel de bedoeling is bij 'resultaten'. Probeer dus meer onderscheid te maken tussen resultaat en conclusie en verbind ook niet meteen alle resultaten aan elkaar. Hopelijk heb je in natschool de nodige feedback van experts, WPL, kinderen, ouders om je resultaten te ondersteunen. Die heb je ook weer nodig voor onderbouwing van je reflectie namelijk. Groet Claske
REACTIE BIJSTELLING QUEST 4
Hallo Marijn,
Je hebt me op tijd gevraagd om naar je bijstelling voor Quest 4 te kijken.
Ik kan zien dat je aan de slag bent gegaan met mijn feedback; je hebt tekstueel e.e.a. aangepast en ook theorie toegevoegd. Daarvoor kan ik je de 50 punten toekennen die nodig zijn om tot het (minimum) aantal punten te komen om deze quest binnen te halen.
Wat ik merk dat je nog moeilijk vindt, is de theorie te verweven in je argumentatie/onderbouwing van je keuzes. Aangeven hoe en waarom je bepaalde zaken wilt.
Het lijstje waar je mee afsluit bevat nog veel open eindjes: ‘Bedenk’, ‘Begeleid’, ‘Enthousiasmeer’. Hoe ziet dat eruit als ik dat op de manier wil doen, die bij jouw ontwerpprincipes past?
Met vriendelijke groet,
Edwin.
Dag Marijn, je vroeg me of feedback te geven op jouw bijstelling van quest 2. Ik had je eerder enkele hulpvragen gegeven: hoe brengt De Uilenbrink vakgeïntegreerd werken in praktijk?
Bij mijn weten is het een cultuurloperschool. Wat kun je daarover te weten komen? Welke visie heeft de school op MMKC/NWTD?
Met welke partners werkt de school samen? Hoe worden het creatief proces bij KO, de 3 pijlers van cultuuronderwijs of de 3 vermogens van de Cultuurloper in praktijk gebracht?
Hoe worden ouders betrokken bij het onderwijs?
Welke ambitie heeft de ICC-er?
Wat kan voor jouw design van belang zijn vanuit de school?
Je hebt nu informatie over de Cultuurloper en samenwerking met partners opgenomen die uit een schoolgids lijkt te komen of van de site van Kunstbalie.
De bedoeling van quest 2 is juist dat je in gesprek gaat met icc-er/team en echt concreet te weten komt met welke partners (met het oog op de profileringen) wordt samengewerkt, hoe de school aan de creatieve vermogens werkt, welke zaken van belang zijn vanuit het schoolperspectief voor jouw thema 7. Die informatie krijg ik nu niet.
Mogelijk heb je die wel - in je hoofd of ergens anders-, zorg er dan voor dat je die opneemt in je blog en voorziet van feedback van de werkplek.
Ik hoop dat het zo is, anders heb je in de loop van het traject belangrijke informatie gemist.
dag Marijn,
je geeft enkele ontwerpprincipes aan en daarbij een toelichting hoe je hieraan gewerkt hebt. Je voorbeelden blijven wat globaal. Kijk hoe je een ontwerpprincipe gedegen kunt verwerken in activiteiten en koppel hier (vak) didactische theorieën aan.
groet, Isabelle
Dag Marijn,
Aanvullend op de feedback van Edwin: neem ook de tips op Edmodo nog eens door. Check jouw principes a.d.h.v. de criteria van quest 4 nog eens. En integreer jouw 'grote principes': laat zien waar ze elkaar aanvullen, overlappen, tegenwerken et cetera. Vraag ook nog eventueel Kenneth om hulp mbt verhalend ontwerpen. De basis van deze theorie is nog niet goed verwerkt in jouw Design. Dat is jammer, want het kan wel heel betekenisvol gaan werken. Groet Claske
Marijn,
Je hebt een heel praktisch format gekozen; overzichtelijk en concreet. Je besluit zelfs met een handzaam concreet stappenplan. Eenzelfde tip voor een checklist geef je expliciet ook nog bij de doelen onder vakintegratie. Heel mooi!
In jouw kort-en-duidelijk-aanpak schuilt ook een gevaar:
Beargumenteer je keuzes - zonder je theoretisch kader te herhalen – maar verwijs er wel naar.
Je kiest iets; waarop baseer je je dan? Die argumentatie (koppeling naar je theoretisch kader) ontbreekt nu nog.
In het blok over vakintegratie raad je aan om met ouders te praten. Hoe zie jij ouderbetrokkenheid precies? Hoe pak je dat aan en wanneer voldoe je daar aan? --> Dat zou je hier nog bij kunnen schrijven.
Hetzelfde geldt voor de mogelijkheden in de omgeving (in het stuk over verhalend ontwerpen) --> Wat vind je hier bij horen? Kun je hier voorbeelden/ideeën geven om een ander verder op weg te helpen bij jouw ontwerpprincipes?
Bij het verhalend ontwerpen formuleer je taalkundig soms wat onhandig. Een voorbeeld: je schrijft ‘contactpersoon’ maar bedoelt waarschijnlijk ‘hoofdpersoon’? In het geval van de koning maakt dat weldegelijk verschil!
Een laatste puntje: Maak meetbaar (specifiek) wat je bedoelt:
Je begint je design met De doelen zijn ‘duidelijk’ --> Wanneer zijn ze duidelijk? Wanneer vind jij het geslaagd?
Kortom: Je hebt het principe van het presenteren van een ontwerpprincipe goed opgepikt, alleen mag je her en der nog wat verduidelijken en verwijzen naar je theoretisch kader. En je noemde nu ‘beide vakken’; hoe integreer je de andere vakken?
Met vriendelijke groet,
Edwin.
Hallo Marijn,
Wat een bijzondere levensloop en drive om zelf het onderwijs in te gaan. 'Eerlijk' en 'lief' zijn eigenschappen die je erg waardeert bij kinderen. Lukt het - ondanks dat je jeugd troubelig is verlopen - nog om die gewaardeerde kindeigenschappen te tonen?
Gr. Edwin.
Hallo Marijn,
Mooi dat je wilt bouwen, het positieve in de mens wilt benadrukken.
Je kaart het gebeuren op de uilenbrink nog maar sporadisch aan.
Waar zie jij voor jezelf bij hen de uitdaingen?
Hoe kan naar jouw idee NWT hier een bijdrage in leveren?
Zie jij NWT goed te integreren in vakintegratie, in aanboren talenten van kinderen?
Zelfde vragen voor cultuur.
Laat maar zien.
groet
Erica
Marijn, sterk dat je je verdiept hebt in vakintegratie en daarin voors en tegens aanhaalt.
Als probleemanalyse is je uitwerking nog niet compleet genoeg.
Denk bv. aan: hoe brengt De Uilenbrink vakgeïntegreerd werken in praktijk?
Bij mijn weten is het een cultuurloperschool. Wat kun je daarover te weten komen? Welke visie heeft de school op MMKC/NWTD?
Met welke partners werkt de school samen? Hoe worden het creatief proces bij KO, de 3 pijlers van cultuuronderwijs of de 3 vermogens van de Cultuurloper in praktijk gebracht?
Hoe worden ouders betrokken bij het onderwijs?
Welke ambitie heeft de ICC-er?
Wat kan voor jouw design van belang zijn vanuit de school?
Hoe kun je daarin beide profielen betrekken?
Het kan helpen om het boekje Stappenplan kunstzinnige oriëntatie SLO met de ICC-er te delen en te bespreken waar men meer aandacht aan wil schenken.
Ga deze week gericht in gesprek met team, ICC-er, Techniekcoördinator, ouders om relevante informatie te verzamelen.
In deze stageweek kun je met medestudenten binnen je bestuur afstemmen hoe je samen kennis wilt ontwikkelen om goed met de probleemanalyse om te gaan.
Fijne stageweek gewenst.