Joost

Vrijdag 2 september 2016, stond de pabo in het teken van het bezoeken van culturele instanties.
Ik heb mij opgegeven voor de Kildonkse Molen en het schuttersgilde St. Barbara
Als eerste zijn we met een groepje van 5 studenten naar de Kildonkse Molen geweest. Deze bevindt zich tussen Veghel en Heeswijk-Dinther in.
De Kildonkse Molen regelt excursies voor scholen, voor kinderen van groep 6. De kinderen krijgen daar allemaal informatie en opdrachtjes over de molen. Uiteraard mag een rondleiding niet ontbreken.
Wij kregen deze rondleiding dus ook! In de molen hebben we kunnen zien hoe het er van binnen allemaal uitziet en hoe alles werkt. Heel mooi om een keer de binnenkant te zien!
Wil je met je kinderen of met je klas een leuk dagje uit? Ga zeker eens een keertje kijken!
Leuk om te weten: op zaterdag, met goed weer, draait de molen!
Wil je meer informatie? Kijk dan vooral even op de site

Hierna zijn we naar de Sint Barbara-gilde geweest. We werden door de schutters onthaald en we mochten meteen beginnen met leuke dingen doen. We hebben indrukken opgedaan, wat ze doen bij de gilde. We hebben bazuin geblazen, we zijn tamboer geweest. En we hebben kruisboog-geschoten. Ik was de koning want ik schoot het rondje van de 'boom'.
De gilde krijgt regelmatig klassen van scholen op bezoek. Met de kinderen gaan ze ook bazuin blazen maar ook vendelen en kruisboogschieten. Zo krijgen de kinderen te zien wat er vroeger gebeurde in een gilde.
Daarna zijn we met de gilde om de tafel gaan zitten om het project 'Gilden tussen Middeleeuwen en nu' uit te werken. Op 28 mei is er namelijk een kringgildedag. Diverse gilden zullen deze dag naar Veghel komen. Het St. Barbara gilde wil met dit project zo'n 300-350 leerlingen van de basisscholen in Veghel bereiken.
http://veghel.nieuws.nl/nieuws/17500/aftrap-basisscholenproject-gilden-middeleeuwen-en-nu/
Ben je hier nog niet met je klas geweest? Kom gewoon een keertje langs. Op maandag- en woensdagavond is de gilde geopend om langs te komen.
Wil je meer informatie? Kijk dan vooral op de site http://www.cyclingallovertheworld.com/gildeveghel/

Voor Quest 1 moesten wij twee kaarten maken. Een kaart met alle instanties van de regio. Zie hiervoor onze gezamenlijke pagina.
(Klik hiernaast op Home om naar hoofdpagina te gaan.)
Ook moest iedereen een subjectieve kaart over zijn of haar eigen leven maken. Ik heb deze gemaakt in het zwart wit.
Waarom? Omdat je het leven zelf kleur moet geven. En iedereen kleurt het anders in.
Quest 2
Voor Quest 2 moeten wij een probleemanalyse maken. Die probleemanalyse moet gaan over vak-integratie, bouw-overstijgend werken of innoveren. We hebben hiervoor een gesprek met de directrice van onze basisschool gehad. Ook hebben we de website van basisschool de Ieme geraadpleegd en hebben we de schoolgids bekeken. Hieronder zie je de aanleiding van de analyse.
Aanleiding
In een gesprek met de directrice van de school en met een gesprek met de ICC'er (interne cultuur coördinator) is er gekomen tot de volgende aanleiding voor het onderzoek.
De Ieme is op dit moment, vanuit het bestaande 4-jarig schoolplan, bezig met verbeteringen op cultureel gebied. Ze werken met de methode Alles-in-één. Deze methode werkt thematisch en verbindt de vakken met een bepaald thema/onderwerp. De Ieme wil dat er meer cultuur naar voren komt in de lessen van deze methode. De school wil graag dat wij gaan kijken of er voldoende cultuur in de methode zit en hoe dit naar voren gehaald kan worden tijdens de les. In het geval dat er niet genoeg aanbod op cultureel niveau aanwezig is, is de vraag aan ons of wij dat willen toevoegen.
Verder wil de school duidelijke culturele leerdoelen waarop ze de kinderen kunnen beoordelen. Deze leerdoelen zullen dus concreet in kaart gebracht moeten worden.
Ook is de school een cultuurloperschool. Het voornaamste wat de school wil bereiken met dit project is dat leerlingen samenwerken. Bij bijvoorbeeld workshop: Wat kunnen de leerlingen hiervan leren, wat leren de docenten en wat moeten zij kennen/kunnen. Voor dit soort workshops is een budget.
De ambities van de school:
1. kinderen ervaren verschillende cultuurdisciplines i/e zichtbare doorgaande leerlijnen
2. kinderen leren kijken naar kunst en kunst leren waarderen
3. de culturele ontwikkeling is zichtbaar in het portfolio
Daarbij wil de school zich in het bijzonder richten op de volgende competenties:
- Reflecterend vermogen: de leerling verwoordt eigen ervaringen en gevoelens in relatie tot de context
- Creërend vermogen: de leerling past bewust technieken, vaardigheden en materialen toe binnen eigen werk
- Onderzoekend vermogen: de leerling experimenteert met verschillende materialen, technieken en begrippen

Context
Het onderzoek zal gehouden worden op basisschool de Ieme in Veghel. Dit is een school voor primair onderwijs volgens het Jenaplanonderwijs. Daarom kent deze school geen klassen (1t/m8) maar stamgroepen. De groepen bevatten dus verschillende leeftijden. Zo is er een klas met groep 1-2, met 3-4-5 en met 6-7-8. Iedere stamgroep heeft zijn eigen naam, vaak een dier.
Basisschool de Ieme is dus een Jenaplan school en heeft 8 stamgroepen. In totaal krijgen 200 leerlingen les. Er zijn op dit moment 13 vaste leerkrachten en 2 LIO-stagiaires. Daarnaast is er nog personeel voor de onderwijsondersteunende taken zoals een onderwijsassistenten en een interne begeleider. Aan het hoofd van dit alles staat de directie/directeur.

Visie
Basisschool de Ieme werkt volgens het jenaplanprincipe. Op deze school staan de volgende 20 principes centraal:
Wij hebben hiervan de belangrijkste punten gepakt.
Elk mens …
5 wordt als cultuurdrager –en vernieuwer erkend en ook zo benaderd.
Mensen moeten werken aan een samenleving …
9 die respectvol en zorgvuldig omgaat met hun omgeving,
10 die verantwoordelijk omgaat met natuurlijke en culturele hulpbronnen met het oog op de toekomst.
In de school …
13 wordt de leerstof zowel ontleend aan de leef- en belevingswereld van kinderen, als aan het cultuurgoed die in de maatschappij als belangrijk wordt ervaren,
16 vindt overwegend heterogene groepering van kinderen naar leeftijd en ontwikkelingsniveau plaats om het leren van elkaar te stimuleren,
17 wordt zelfstandig spelen en leren afgewisseld door gestuurd en begeleid leren,
18 neemt wereldoriëntatie een belangrijke rol in met als doel dat kinderen ervarend, ontdekkend en onderzoekend leren,
Naast de cognitieve ontwikkeling is de persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling belangrijk. Vandaar dat een schooldag op de ieme een afwisselend ritme heeft, waarin vier werkvormen duidelijk naar voren komen: gesprek, spel, werk en viering.
Spel
Werk wordt afgewisseld met spel. Maar spelen is ook leren, vooral het samen spelen. Vandaar dat wij ons spelmateriaal met zorg hebben uitgekozen. Zo kunnen kinderen met allerlei bouwmateriaal aan de slag of samen creatief bezig zijn.
Viering
Tijdens vieringen krijgen kinderen de kans hun creativiteit te tonen. Er wordt altijd volop genoten van alle optredens. Deze zijn trouwens heel divers: van toneelstuk tot dans, van een quiz tot een Powerpoint-presentatie over een project.
We leren door elkaar: onze groepen zijn heterogeen van samenstelling. Kinderen van 3 verschillende leeftijden zitten bij elkaar in de groep. Hierdoor is een optimale setting om door elkaar heen te leren
We leren met elkaar: samenwerken, maatjeswerk zijn belangrijke pijlers in ons onderwijs.
Bron: http://www.obsdeieme.nl/
Probleemstelling
Ieme maakt gebruik van de methode 'Alles in een'. Het probleem is dat de methode 'Alles in een', op het culturele gebied, niet goed de leerdoelen zichtbaar maakt. De school wil graag meer inzicht in welke leerdoelen er in voor komen. En welke wij toe kunnen voegen om dit eventueel uit te breiden. Hierin is ook belangrijk dat de leerkrachten kunnen beoordelen, op de kinderen, wat ze op het gebied van cultuur, wel en niet kunnen.
Onderzoeksvraag
Vanuit deze informatie moeten wij een onderzoeksvraag formuleren, maar we hebben nu steekwoorden opgeschreven:
Methode. Culturele (leer)doelen. Meer inzicht. Binnen nu en 4 maanden.
Hoe kunnen de culturele leerdoelen zichtbaar gemaakt worden in de methode 'Alles in een', zodat de leerkrachten een duidelijke beoordeling kunnen geven, op de doelen van cultuuronderwijs?
Quest 4 Design
Ontwerpprincipes
- Vakintegratief werken
- De doelen voor beide/ meerdere vakken moeten evenwichtig aan bod komen.
- Er moet zoveel tijd zijn in de les, om beide/ meerdere vakken aan bod te laten komen. Zodat alle doelen in de les behaald zijn.
- Thematisch werken/ onderwerp. (Kagan, 2013)
- Introduceren van de les op een prikkelende manier zodat de kinderen enthousiast worden, en nieuwsgierig.
- Je moet nadenken over welke werkvormen je bij welke thema’s gebruikt. Zodat je meer betrokkenheid in je les krijgt.
- Ontdekkend en onderzoekend leren
- Kinderen kiezen welke kant ze binnen het thema op willen gaan. (leerdoelen bedenken wordt hier lastig of het thema moet erg afgebakend zijn.)
- Maak ze nieuwsgierig naar het doel wat jij van te voren gesteld hebt. Zodat ze zelf enthousiast worden om een doel wat ze zelf bedacht hebben, maar jij dus van te voren bedacht hebt.
- Geef de mogelijkheid tot verschillende manieren om tot informatie te komen. (boeken, internet enz)
- De kinderen presenteren op verschillende manieren de bevindingen van het onderzoek. Evalueren op het eigen werk.
- Globale ontwerpprincipes
- Betrek de omgeving bij je onderwijs.
- Ouderparticipatie. Dit kan inhouden dat een ouder meehelpt bij een opdracht in de les. Of bijvoorbeeld een presentatie komt geven over het werk dat ze doen. Je betrekt de ouders hierbij om de betrokkenheid van de kinderen te vergroten.
- Gebruik bij het geven van cultuur lessen de 3 pijlers van cultuuronderwijs.
- De leerling is een uitgangspunt.
Quest 5 Testing
Jordi en ik doen dit onderzoek samen. Vandaar ook dat wij samen de testfase uitvoeren. Sommige onderwijsprincipes testen wij beiden, andere worden slechts door een van ons tweeën getest. We geven steeds aan door wie de test is uitgevoerd.
22-11-2016 (Jordi)
Betrek de omgeving bij je onderwijs
In de klas had een leerkracht van de school een libelle gevonden. Deze had ze in een potje gestopt en aan onze klas (Groep 3-4-5) gegeven. De kinderen konden niet zien wat er in het potje zat. Vervolgens lieten we de kinderen vragen stellen als: ''Heeft het vleugels?'', ''Heeft het 8 poten?'' enzovoorts. Daardoor gingen de kinderen bewust nadenken over wat het zou kunnen zijn.
6-12-2016 (Jordi & Joost)
Maak ze nieuwsgierig naar het doel wat jij van te voren gesteld hebt. Zodat ze zelf enthousiast worden om een doel wat ze zelf bedacht hebben, maar jij dus van te voren bedacht hebt.
Tijdens het voorbereiden van de testfase kwamen we er achter dat het lastig is om kinderen zelf een onderwerp binnen het thema te laten bedenken. Dit omdat je van tevoren niet weet waar de kinderen mee komen en daarom is het lastig om hier rekening mee te houden in de voorbereiding. In dat geval zou je dus op het laatste moment de voorbereiding moeten maken of aanpassen.
(Door het thema en onderwerp af te bakenen kunnen de kinderen kiezen uit een beperkt aantal onderwerpen/opdrachten.)
12-12-2016 (Jordi)
Maak ze nieuwsgierig naar het doel wat jij van tevoren gesteld hebt.
Dit onderwijsprincipe heb ik vandaag uitgetest in de reguliere rekenles bij groep 3. Het lesdoel van vandaag is het kunnen splitsen van hoeveelheden. Ik begon de les met blokjes. Ik zette de blokjes in de kring neer en vroeg aan de kinderen wat ze hiermee konden doen. Uiteraard kwamen ze meteen met het bouwen van een toren. Maar dit bedoelde ik dus niet. Een van de kinderen kwam met splitsen. Ja, dit was precies waar ik naartoe wilde gaan. Dit kind mocht het dus ook voordoen wat hij dan bedoelde met het splitsen, met behulp van de blokjes.
Wat ik merkte aan de kinderen was de betrokkenheid. De kinderen waren eerder betrokken bij de les, omdat ze vooraf hebben mogen nadenken over het nut van de les. Door te kunnen zien van de blokjes en de splitsingen, kreeg het betekenis voor hen. Toen we eenmaal bezig waren met het uitleggen van de opdrachten in het werkboek, begreep ook vrijwel iedereen de opdrachten al, wat natuurlijk weer scheelt in de tijd die je nodig hebt voor de instructie zelf.
Dit principe zou ook zeker terug kunnen komen in het lesontwerp. Wel zou ik het doel dan graag iets ''mysterieuzer'' houden, zodat de kinderen nog meer moeten gaan raden wat het lesdoel van de dag gaat zijn. Nu kwamen de kinderen er te snel achter.
Bij het uitvoeren van deze les maakte ik gebruik van de feedbackcyclus. Ik begin de les met het ophalen van voorkennis en het benoemen van het lesdoel van vandaag. In het middenstuk van de les bekijk ik of de kennis goed is overgekomen en of het toepasbaar is. Dit heb ik getest aan de hand van de opdrachten met de blokjes. Ten slotte bekijken we of hoe de les is verlopen: wat ging goed en wat ging er minder goed? En waarom?
Vakintegratie
Op deze zelfde dag heb ik ook een les gedaan met groep 4 over bouwwerken en ruimtelijk inzicht. Ik begon de les met een bouwwerk dat ik neer had gezet. Dit bouwwerk bestond uit 3 bij 2 blokjes, een soort muur dus. Ik had daarachter echter nog een blokje gezet, wat de kinderen vanuit de kring niet konden zien. Ik vroeg hen hoeveel blokjes ze zagen. Dit vroeg ik aan iedereen. Iedereen antwoordde ''6''. Een kind echter zei ''7''. Ik draaide het bouwwerk om en nu kon iedereen zien dat er inderdaad 7 blokjes stonden. ''Waarom kon jij wel zien dat er 7 blokjes waren, en de anderen niet?'' Dit kind gaf aan dat hij meer naar de zijkant zat en daarom wel kon zien hoeveel blokjes er waren. De rest van de klas zat recht voor het bouwwerk en daarom konden zij alleen de voorkant zien hiervan. Hierna gingen we samen in gesprek over wat nu een goede manier zou kunnen zijn om anderen duidelijk te maken hoe je een bepaald bouwwerk kunt maken. Ik doelde hierbij uiteraard naar een plattegrond, maar ik heb ze even samen laten praten en discussiëren. Uiteindelijk, na de klas een paar vragen te hebben gesteld om ze te sturen, kwamen we uit bij de plattegrond. Ik vroeg de kinderen de plattegronden na te bouwen met de blokjes. Voor de kinderen kan een plattegrond namelijk te abstract zijn. Door te gaan werken met blokjes kan het meer concreter worden. De kinderen zien de plattegrond en tegelijkertijd ook het bouwwerk. Nu kunnen ze zien dat die twee in feite hetzelfde zijn. Dit zorgt voor een goede beeldvorming hoe een dergelijke plattegrond nu eigenlijk werkt.
Tijdens deze les zijn we bezig geweest met de volgende doelen:
Rekenen
- kerndoel 25: onderbouwen en beoordelen van redeneringen op het gebied van ruimtelijk inzicht
- kerndoel 25: ontwikkelen van goed meetkundig taalgebruik (bijv. in oefeningen met blokkenbouwsels)
- kerndoel 32: constructie van blokkenbouwsels op basis van voorbeelden en beschrijvingen( via plattegronden)
Taal
- kerndoel 2: gesprekken: deelnemen aan klassikale leergesprekken
Beeldende vorming
- kerndoel 54: ruimtelijk bouwen: (voor, achter, in, tussen, onder, boven, op, enz.)
Zoals je kunt zien aan de vakken die bij de kerndoelen horen, zitten er meerdere vakken in deze les. Rekenen heeft het belangrijkste doel in deze les, maar daarnaast komen ook taal en zelfs beeldende vorming naar voren. Door deze verweving van vakken is er sprake van vakintegratie. Wat ik merkte aan de kinderen, en vooral tijdens het gesprek, was hoe goed te met elkaar praatte over het onderwerp. Ze zaten er helemaal in en er was een (vriendschappelijke) discussie ontstaan. De les rekenen kreeg betekenis voor hen en dit was te merken. Vooral aan de betrokkenheid, aan het gesprek en hoe ze aan de slag gingen met het maken van de bouwwerken.
Onderzoekend leren
Verder was er in deze les sprake van onderzoekend leren. Al was het een heel klein onderzoekje, het was zeker een onderzoek. De kinderen kwamen namelijk eerst een probleem tegen, namelijk het blokje achter het bouwwerk dat niemand zag (introductie). Daarna gingen we kijken hoe dat kwam (verkennen). Vervolgens zette we een onderzoek op om te kijken hoe we iemand duidelijk konden maken hoe een bouwwerk gemaakt moest worden (onderzoek opzetten). Hier gingen we naar kijken met de blokkenbouwsels door ze ook daadwerkelijk te maken (uitvoeren) en daarna kwamen we tot de conclusie dat een plattegrond toch wel het makkelijkst was (conclusie). Ten slotte vertelde ik nog een kort stukje over de plattegronden en haalde ik er een voorbeeld bij hoe deze in het werkboek eruit zagen en mochten de kinderen deze namaken.
13-12-2016 (Jordi)
Je moet nadenken over welke werkvormen je bij welke thema’s gebruikt. Zodat je meer betrokkenheid in je les krijgt.
Vandaag ben ik met groep 4 en 5 bezig geweest met de herhaling van het woordpakket. Gisteren hebben ze het woordpakket voor het eerst aangeboden gekregen. In het woordpakket van groep 4 zaten woorden met -ch en -cht. Bij groep 5 zaten er woorden in met de -ei.
Het doel van het woordpakket van deze week is dat de kinderen weten welk moeilijkheid er in de woorden staat en wanneer je welke letters schrijft. Bijvoorbeeld wanneer schrijf je -ch en wanneer -g? En wat is er zo bijzonder aan woorden met een -ei of -ij? Dit zijn namelijk weetwoorden.
Na een korte herhaling van de categorie van de woorden gingen de kinderen aan de slag met een actieve werkvorm.
Ik had voor iedere groep een groot vel papier klaargelegd. In tijdschriften gingen ze op zoek naar woorden waarin de moeilijkheden van hun woordpakket in zat. Deze woorden schreven of plakten ze op het vel. Op deze manier vormden de kinderen een grote poster met daarop een grote verzameling aan woorden.
De betrokkenheid tijdens deze les was erg groot. De kinderen hoefden niet te lang stil te zitten en konden lekker snel aan de slag. Deze groep vindt dat erg fijn. Daarnaast kon ik zien dat de betrokkenheid groot was omdat iedereen druk bezig was met het zoeken naar zoveel mogelijk woorden. Sommigen maakte er zelfs een klein wedstrijdje van wie de meeste woorden had gevonden. Dit resulteerde in twee posters die helemaal gevuld waren met woorden.
Toen de posters klaar waren hebben we ze beiden nog even kort nabesproken en kozen ze het beste woord uit. Het beste woord wat er gevonden was, was psycholoog!
Ik heb voor deze les gekozen voor een actieve werkvorm. Hier heb ik voor gekozen omdat het een herhalingsles was en ze de echte instructie al gehad hadden. Een andere reden voor mij was de beweeglijke groep. De kinderen hebben veel behoefte aan bewegen en actieve dingen doen. Deze les was daar zeer geschikt voor. Ik ben een voorstander voor deze werkvorm en ga deze zeker vaker gebruiken. Ook een zeer leuke en goede manier voor het project!
Iedere week (Jordi)
Ouderparticipatie. Dit kan inhouden dat een ouder meehelpt bij een opdracht in de les. Of bijvoorbeeld een presentatie komt geven over het werk dat ze doen. Je betrekt de ouders hierbij om de betrokkenheid van de kinderen te vergroten.
In de groepen 3/4/5 lezen de kinderen regelmatig met ouders. De kinderen zijn ingedeeld in kleine groepjes van maximaal 3 kinderen. Ieder kind in het groepje leest hetzelfde boek. De ouders begeleiden dit lezen. Zij letten er bijvoorbeeld op dat kinderen goed lezen en het juiste lezen. Eventueel geven zij aan als er iets verkeerd gelezen wordt of juist wanneer het heel goed gaat.
Deze persoonlijke begeleiding tijdens het lezen zorgt ervoor dat kinderen sneller leren. Fouten worden direct gehoord en gecorrigeerd. Daardoor is ook de betrokkenheid weer hoger. De kinderen vinden de persoonlijke aandacht erg fijn.
19-12-16 (Joost)
Je moet nadenken over welke werkvormen je bij welke thema’s gebruikt. Zodat je meer betrokkenheid in je les krijgt.
Ik heb vandaag de toets van dit thema rekenen besproken met de kinderen. Ze hebben alle instructies gehad en ik heb alleen de opdrachten van de toets met ze doorgenomen. Ik heb hierbij gebruik gemaakt van de werkvorm 'wisbordjes'.
Deze werkvorm is erg fijn om te kijken of het individu het snapt. Ik schrijf namelijk een som van de opdracht op het bord en iedereen kan dit individueel invullen op het wisbordje. Ik zie wanneer kinderen de som dus snappen, of wanneer ik extra uitleg moet geven. Deze werkvorm kun je op een andere manier ook gebruiken. Je kunt ze namelijk ook in tweetallen een wisbordje laten gebruiken, zodat ze moeten overleggen over het antwoord.
De betrokkenheid was erg hoog, want ze kunnen meteen aan de slag. Als ze het weten kunnen ze het meteen opschrijven. En als ze iets niet snappen komen ze er ook achter dat ze hier extra voor moeten oefenen.
16-12-16 (Joost)
Maak ze nieuwsgierig naar het doel wat jij van te voren gesteld hebt.
Voor de dolfijnen en orka's hebben we een opdracht over voegwoorden gemaakt. De kinderen moeten twee zinnen samenvoegen d.m.v. een voegwoord. Ik hield voor de klas blaadjes omhoog met die voegwoorden erop. Ik vroeg wat dit waren en iemand uit groep 6 (!) zei dat dit voegwoorden waren. Dit klopte en ik vroeg wat we daar mee kunnen doen. 'Waarvoor gebruiken wij voegwoorden?' Er kwamen snel antwoorden: 'Om iets mee samen te voegen.' en daarna 'Om zinnen aan elkaar te maken.'
Dit was precies wat ik wilde horen. Er waren veel voegwoorden en sommige worden zelden gebruikt. Waardoor ze niet de betekenis wisten van sommige woorden. Deze mochten ze dan ook opzoeken in een woordenboek of op de computer. Zodat ze zelf achter de betekenis zouden komen. De kinderen hebben er 5 gekleurd en hiermee moesten ze 5 zinnen maken. Om hier verder over door te gaan:
Je moet nadenken over welke werkvormen je bij welke thema’s gebruikt. Zodat je meer betrokkenheid in je les krijgt.
De kinderen gingen deze opdracht in tweetallen maken. Ik heb hier voor gekozen omdat ze zo konden overleggen. Al snel kwamen er vragen; wanneer is iets een goede zin? Ik vroeg dan terug; 'Wat voor soort woorden moeten er in een zin zitten om het een goede zin te maken?' Een werkwoord en een 'medipladi' oftewel 'mens, dier, plant of ding' deze twee woordsoorten moeten in beide zinnen voorkomen en dan kun je een voegwoord gebruiken om de zinnen samen te voegen.
Ze zijn aan de slag gegaan met de zinnen, het ging niet overal goed. Waar ik trots op was, was hoe geconcentreerd en betrokken ze waren tijdens deze les. Ze zijn meteen begonnen en waren erg enthousiast terwijl dit erg lastig kan zijn.
Quest 6 Ultimate Design
In deze Quest bekijken wij onze testfase en gaan we interpreteren hoe dit ging. Wat ging er goed en wat ging er minder goed en moet aangepast worden? Deze bevindingen worden verwerkt in het Design dat gemaakt is in Quest 4 en zal resulteren in een ''Ultimate Design''.
Interpreteren
Vakintegratief werken
Thematisch werken/ onderwerp
Wat ons opviel bij het werken met vakintegratie was de betrokkenheid van de kinderen. Dit kwam volgens ons doordat datgene wat de kinderen moesten leren, betekenis kreeg. Belangrijk is wel dat het thema of het onderwerp aansluit bij de leef- en belevingswereld van de kinderen. Als het een onderwerp is waar ze totaal geen beeld bij kunnen verzinnen, haken ze af.
De kinderen konden de leerstof linken aan situaties in de werkelijkheid en daarom vonden ze het leuk om ermee aan de slag te gaan. Een leuke les is geen doel, maar wel een middel om de leerstof beter tot de kinderen door te laten dringen.
Verder merkten we dat concreet materiaal de betrokkenheid en het begrip nog verder vergroot. In de testfase hebben we een les gedaan dat ging over ruimtelijk inzicht en het gebruik maken van plattegronden van bouwwerken van blokjes. Met deze kinderen hebben we de bouwwerken daadwerkelijk gemaakt en de kinderen mochten samen in discussie gaan over hoe het nou komt dat er in het bouwwerk dat wij gemaakt hadden 7 blokjes zaten en geen 6.
Introduceren van de les op een prikkelende manier zodat de kinderen enthousiast worden, en nieuwsgierig
De les zoals we begonnen bij de rekenles met de blokken was een prikkelend begin van de les. Je zet ze meteen voor een vraagstuk en ze gaan zich verwonderen over hoeveel blokken het zouden zijn. Op het eerste oog een simpele vraag. Het antwoord is immers 6. Maar dan zegt de leerkracht dat er 7 zijn. 7?? Ja 7 blokken in het bouwwerk. Wie weet hoe dat kan?
Op deze manier heb je de kinderen meteen bij de les. Ze gaan zich afvragen hoe het kan dat de leerkracht zegt dat er 7 blokken zijn terwijl ze er toch echt maar 6 zien.
Daarnaast merkten we dat concreet materiaal de betrokkenheid en het begrip nog verder vergroot. In de testfase hebben we een les gedaan dat ging over ruimtelijk inzicht en het gebruik maken van plattegronden van bouwwerken van blokjes. Met deze kinderen hebben we de bouwwerken daadwerkelijk gemaakt en de kinderen mochten samen in discussie gaan over hoe het nou komt dat er in het bouwwerk dat wij gemaakt hadden 7 blokjes zaten en geen 6.
De doelen voor beide/ meerdere vakken moeten evenwichtig aan bod komen/Er moet zoveel tijd zijn in de les, om beide of meerdere vakken aan bod te laten komen zodat alle doelen in de les behaald zijn
Wat verder opviel was dat het bij het voorbereiden van de les lastig was om de les vakintegratief te maken. We wilden graag dat er meerdere vakgebieden in de les naar voren kwamen, maar daar horen dan ook lesdoelen bij met bijbehorende kerndoelen. Je moet bij het voorbereiden van een dergelijke les goed nadenken wat je wilt bereiken met je les en of het ook lukt om deze doelen te behalen in de tijd die je ervoor uit hebt getrokken. Dit is belangrijk om rekening te houden bij de voorbereiding van je vakintegratieve les. Onze testles was een korte les, maar wanneer je naar een langere les gaat, of zelfs een heel project zoals in ons Design, dan moet je goed nadenken over hoe je de vakintegratie wilt aanpakken.
Je moet nadenken over welke werkvormen je bij welke thema’s gebruikt zodat je meer betrokkenheid in je les krijgt.
Tijdens de testfase en bij eerder gegeven lessen merkten we dat bij instructielessen, waarbij de kinderen veel moesten luisteren, de aandacht snel wegviel. Bij lessen met een actieve werkvorm gebeurde het tegenovergestelde. De betrokkenheid is vele malen groter wanneer de kinderen iets mogen doen of mogen bewegen. Vooral in de groep 3-4-5, waarbij de kinderen nog erg bewegelijk zijn, is het verschil groot. Daarom is het belangrijk om de mondelinge uitleg of de instructie zo kort mogelijk te houden, en de tijd dat de kinderen actief bezig zijn zo lang mogelijk te maken. Dan zal je merken dat de aandacht optimaal bij de les is en zal blijven.
Wat houdt dit in voor ons Design? Op zich verandert er niet veel aan het Design zelf. Wel is ons inzicht vergroot in het belang van stap 2 in het Design, namelijk het bedenken van de les- en kerndoelen die je wilt behalen in je project. Waar we achter zijn gekomen is dat dit misschien wel de belangrijkste stap is in het gehele ontwerp. Zonder goede lesdoelen of kerndoelen zal het bijna onmogelijk worden om een vakintegratief project in elkaar te zetten. Kijk hier dus goed naar!
Ontdekkend en onderzoekend leren
Kinderen kiezen welke kant ze binnen het thema op willen gaan
In de voorbereiding kwamen we erachter dat het lastig is, voor het ontwerpen van een goede vakintegratieve les, om de kinderen zelf het onderwerp van de les te laten kiezen. Dit is lastig omdat je niet weet waar de kinderen naartoe zullen gaan. Het is dus belangrijk om het thema af te bakenen, of ze te laten kiezen binnen een bepaald thema.
Maak ze nieuwsgierig naar het doel wat jij van te voren gesteld hebt. Zodat ze zelf enthousiast worden om een doel wat ze zelf bedacht hebben, maar jij dus van te voren bedacht hebt.
Een les zonder leerdoel is geen goede les. Een les met leerdoel bedacht of gemaakt door de leerkracht wel. Maar een les waarin de kinderen het leerdoel zelf bedenken is nog veel beter. Dit merkten we beiden tijdens onze lessen. Je maakt als leerkracht natuurlijk een lesdoel. Maar om het eigen te maken voor de kinderen moet je ze zelf laten nadenken over wat ze deze les gaan leren. Zowel bij de splitsles van Jordi als bij de voegwoordenles van Joost zagen we dat, doordat ze zelf het lesdoel 'bedacht' hadden, het enthousiasme en de betrokkenheid toenam.
Geef de mogelijkheid tot verschillende manieren om tot informatie te komen. (boeken, internet enz)
Joost heeft tijdens de voegwoordenles benoemt dat de kinderen gebruik mochten maken van hulpmiddelen als ze bepaalde woorden niet snapten. Dit is handig voor de kinderen zodat ze zelfstandig kunnen zoeken naar wat ze willen weten. Zo hoeven ze de leerkracht niet te vragen, maar kunnen ze wel andere kinderen vragen.
De kinderen presenteren op verschillende manieren de bevindingen van het onderzoek. Evalueren op het eigen werk.
Dit ontwerpprincipe hoort bij onderzoekend leren. Deze hebben we niet getest. Maar zoals je kunt voorspellen, is de betrokkenheid tijdens het presenteren hoog, omdat de kinderen dit op verschillende manieren doen. Ze zien van anderen wat ze onderzocht hebben en wat daaruit is gekomen.
Betrek de omgeving bij je onderwijs
Hoe je dit doet is erg afhankelijk van het thema dat je kiest binnen je project en de doelen die je daarbij opstelt. Wel kan het een grote meerwaarde hebben binnen je project. Kinderen kunnen zich verbazen over wat er bij hen allemaal in de buurt allemaal is en wat er te zien valt. Als voorbeeld nemen we de libelle die bij groep 3-4-5 in de klas werd gebracht. Dit was een grote verrassing. Enkele kinderen wisten niet wat het was en hadden er ook nog nooit een gezien.
De omgeving betrekken bij je onderwijs kan je echter ook bewust doen en inplannen binnen je project. Kijk in je buurt rond wat er te doen is en kijk of er iets is dat past bij je gekozen thema.
Ouderparticipatie
Wat we gezien hebben bij het lezen samen met de ouders is dat de aandacht die de ouders kunnen geven aan een klein groepje kinderen veel groter is dan wanneer er bijvoorbeeld alleen de docent voor een grote groep kinderen staat. Ieder kind krijgt meer aandacht. Hierdoor voelt het kind zich meer gezien en wordt er meer en sneller geleerd.
Deze manier van ouderparticipatie kan ook ingezet worden in het Design. Ouders kunnen bijvoorbeeld begeleiden van bepaalde (knutsel)opdrachten of bij een circuit van verschillende proefjes of experimenten, waarbij de ouders zorgen voor een veilig verloop van de proefjes en het stellen van vragen waardoor kinderen moeten gaan nadenken.
Gebruik bij het geven van cultuur lessen de 3 pijlers van cultuuronderwijs
Het gebruik van de pijlers van cultuuronderwijs lijkt op het gebruik van ontdekkend en onderzoekend leren, alleen gebruiken we ze dan bij kunst- en cultuurvakken in plaats van natuurkunde vakken.
De pijlers van cultuuronderwijs zijn onderwerp, cognitieve basisvaardigheden en media (waarnemen, voorwerpen, taal en grafische tekens). Deze pijlers komen bijvoorbeeld in een les naar voren als je kinderen laat uitzoeken hoe ze een bepaald bouwwerk moeten maken binnen een onderwerp. Kinderen vogelen uit wat wel en niet werkt en hierbij gebruiken ze hun zintuigen, praten met elkaar over wat wel werkt en wat niet, en waarom.
In de methode Alles-in-één zijn de kunstzinnige en culturele vakken verwerkt. Deze opdrachten hebben altijd te maken met het onderwerp dat op dat moment centraal staat.
Bij enkele van deze opdrachten worden bijvoorbeeld ook rekenkundige zaken verwerkt zoals het moeten afmeten van de afmetingen van het bouwwerk of het op schaal maken van een bepaald bouwwerk. Op deze manier wordt de kennis die is opgedaan bij de rekenlessen verwerkt in een kunstzinnige opdracht. Op deze manier worden deze opdrachten vakoverstijgend gemaakt.
Onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag luidde als volgt: Wat is het belang van het gebruik van vakintegratie in de klas voor de ontwikkeling van kinderen?
Voor zover wij kunnen vaststellen binnen dit onderzoek is dat het gebruik van vakintegratie de betrokkenheid van de kinderen bij de les vergroot. Het geeft meer betekenis voor kinderen vanuit het dagelijks leven en de leef- en belevingswereld. Daarom vinden kinderen het ook leuker om te doen en hierdoor is de betrokkenheid weer hoger en dit leidt tot meer leeropbrengst.
Wat belangrijk is voor de docenten die vakintegratie gaan toepassen, is het nadenken over de leerdoelen die je wilt dat de kinderen gaan behalen. Bij vakintegratie is het belangrijk dat de verschillende vakgebieden in één les samen komen en dat er bij al deze vakken duidelijke leerdoelen zijn gesteld. Vanuit deze leerdoelen kan de les worden opgezet. Dit werkt makkelijker dan eerst de lessen ontwerpen en daarna pas de leerdoelen op te stellen. Het kan namelijk zijn dat je geen passende leerdoelen erbij kunt vinden en dan kan je weer opnieuw beginnen.
Ultimate Design
Ontwerpprincipes
- Vakintegratief werken
- De doelen voor beide/ meerdere vakken moeten evenwichtig aan bod komen.
- Er moet zoveel tijd zijn in de les, om beide/ meerdere vakken aan bod te laten komen zodat alle doelen in de les behaald zijn.
- Thematisch werken/ onderwerp. (Kagan, 2013)
- Introduceren van de les op een prikkelende manier zodat de kinderen enthousiast worden, en nieuwsgierig.
- Je moet nadenken over welke werkvormen je bij welke thema’s gebruikt zodat je meer betrokkenheid in je les krijgt. Actieve lesvormen werken bevorderend voor de betrokkenheid van de kinderen. Daarom moet de mondelinge instructie kort gehouden worden en de tijd dat de kinderen actief bezig zijn zo lang mogelijk.
- Ontdekkend en onderzoekend leren
- Maak ze nieuwsgierig naar het doel wat jij van te voren gesteld hebt.
- Geef de mogelijkheid tot verschillende manieren om tot informatie te komen. (boeken, internet enz)
- De kinderen presenteren op verschillende manieren de bevindingen van het onderzoek. Evalueren op het eigen werk.
- Maak ze nieuwsgierig naar het doel wat jij van te voren gesteld hebt.
- Globale ontwerpprincipes
- Betrek de omgeving bij je onderwijs. Dit zorgt voor meer betrokkenheid van kinderen. Kinderen kunnen zich verwonderen wat er allemaal in de omgeving te zien en beleven valt.
- Ouderparticipatie. Dit kan inhouden dat een ouder meehelpt bij een opdracht in de les. Of bijvoorbeeld een presentatie komt geven over het werk dat ze doen. Je betrekt de ouders hierbij om de betrokkenheid van de kinderen te vergroten.
- Gebruik bij het geven van cultuur lessen de 3 pijlers van cultuuronderwijs.
- Betrek de omgeving bij je onderwijs. Dit zorgt voor meer betrokkenheid van kinderen. Kinderen kunnen zich verwonderen wat er allemaal in de omgeving te zien en beleven valt.

Reactie plaatsen
Reacties
Dag Joost,
De afwisseling tussen jou en Jordi maakt het duidelijk wie wat heeft uitgeprobeerd. Toch is het goed voor de reflectie om straks ook specifiek naar je eigen resultaten te kijken, omdat je dan in moet zoomen op je persoonlijke competentie ontwikkeling. Deze wil je af kunnen leiden uit de resultaten en feedback en die staan op jullie blog dus nog gezamenlijk. In quest 5 (resultaten) schrijf je al wel een aantal conclusie. Die horen eigenlijk in quest 6 thuis. Het doet geen afbreuk aan je blog, maar benut de feedback van de docenten nog wel om de didaktiek en theorie voor ontwerpprincipes meer te relateren aan de resultaten. Hopelijk heb je in natschool ook nog meer feedback van de WPL (mentor, kinderen, ouders, experts) om je bevindingen te ondersteunen. Succes met de afronding, Claske
dag Joost,
je geeft aan al enkele dingen te hebben uitgeprobeerd in deze testingfase van quest 5, het is echter nog niet stevig uitgelegd en toegelicht. Zorg voor een goede verantwoording. Laat blijken dat je de (vak)didactiek en leerlijn ook in beeld houdt. groet, Isabelle
Dag Joost, het werkt overzichtelijk dat je de ontwerpprincipes in een schema hebt opgenomen. Van daaruit is het handig kijken naar de testactiviteiten.
Het wordt me niet echt duidelijk hoe je het uitprobeert om je principes uit te testen.
De echte libelle is natuurlijk een interessant object uit de werkelijkheid. Welk vervolg ga je daarna opzoeken?
Hoe doe je ervaring op met de leervragen van de kinderen in beeld krijgen bijvoorbeeld?
Beste Joost,
Reactie op blog 6 december: mooie ontdekking en goed dat je hier meteen een actie op gezet hebt. Het doel dat je beschrijft doet me denken aan het didactische idee van 'vragen uitlokken'. Ik ben benieuwd naar het vervolg op deze doelen.
Succes!
Groeten,
Renée Langens
Quest 4:
Hallo Joost en Jelle.
Jullie hebben voor jezelf een stappenplan opgesteld waarin de criteria van de opdracht L.A. 7 naar voren komen.
Hebben jullie bedacht welke leerstijl het beste bij jullie groep past (Vaan en Marell, H5) en/of op welke wijze jullie het onderwijs vorm willen geven en de kinderen tot hun recht laten komen? Ik proef vrij, maar toch gestuurd. Hoe vrij durf je hen te laten?
Natuurlijk stel je als leerkracht eisen. Welk uitgangspunt hanteer je daar dan bij?
Bijgaand vragen die jullie bij mij oproepen en die jullie mogelijk helpen aan te geven wat je nu bij de kinderen op wilt roepen.
Wat is bij jullie van belang bij het onderzoekend/ontwerpend leren, is dit het onderwerp goed weten uit te diepen of de wijze waarop de kinderen zelf aan het onderzoeken zijn?
Welke eisen stel je in het eerste geval aan de leerkracht en welke in het tweede?
Heb je misschien iets aan het observeren van de houding van kinderen tijdens het onderzoek? (SLO-poster).
Wat is voor jullie als leerkracht het belang van onderzoekend leren?
Zou het kunnen dat je als kinderen aan het onderzoeken zijn als leerkracht merkt dat ze ook talig en met rekenen bezig zijn?
Kun je dit ook voorbereiden?
Waardoor zouden kinderen meer betrokken raken als ouders helpen?
Welke kinderen worden dan meer betrokken?
Groet,
Erica
Dag Joost,
Je hebt gekozen voor twee 'grote ontwerpprincipes' en je hebt een aantal globale daar aan toegevoegd. Deze heb je puntsgewijs benoemd en daarna heb je een tabel toegevoegd waardoor de gebruiker nu ook een stappenplan heeft en een soort checklist. Dit geheel ziet er overzichtelijk en makkelijk werkbaar uit.
Veel van de criteria uit de quest 4 komen in meer of mindere mate terug. Mn de globale criteria en uitspraken als 'goed' en 'evenwichtig' roepen nog wel wat vragen op. Wanneer voldoet mijn ontwerp daar dan aan?
Hoe om te gaan met de doelen is ook nog wat lastig. Ik moet de doelen als leerkracht bepalen en behalen volgens jouw principes (klopt dat laatste echt, moet ík ze behalen als leerkracht?) en bij het tweede grote principe moeten de kinderen ook eea aan doelen in kunnen brengen. Kun je daar wat meer input geven, hoe ik daar dan als leerkracht mee om moet gaan?
In hoeverre de ontwerpprincipes nu echt een vakintegratief ontwerp uitlokken is nog lastig te bepalen. Je verwijst naar Kagan, maar welke principe hanteert hij dan mbt thematisch werken? En hoe moet ik dat combineren met principe 1.b. In een vakintegratief ontwerp geef ik toch geen 'vakken'?
Tot slot kun je misschien ook nog aandacht besteden aan het innovatieve karakter. Als je de literatuur combineert met je WPL (probleemanalyse) wat is er nu dan vernieuwend aan de ontwerpprincipes?
Groet Claske
hallo Joost,
misschien dat de SLO-poster wetenschap en techniek een bijdrage kan leveren. Onder houdingen zie je een aantal kijkpunten opgenomen die vakoverstijgend inzetbaar zijn.
De kunst van het observeren is aan jou!!
Succes,
Erica
Joost, in je probleemanalyse benoem je vakintegratief werken. In deze fase is het noodzakelijk dat je in MMKC en NWTD verdiept. Hierin leg je dan voor MMKC een verband met de concepten: 3 pijlers cultuuronderwijs, 3 vermogens in de Cultuurloper, het creatief proces. Aangezien De Ieme een cultuurloperschool is, is het logisch dat je de documenten raadpleegt die in dit traject zijn gemaakt. Leg ook de relatie met de les van Marlou Vrijssen.
Wat ik nog mis is een reflectie op de punten van Jenaplan die je passend vindt bij deze themaopdracht. Maak dat duidelijk door er theorie aan te verbinden. Over vakintegratief werken, over de Cultuurloper en de 3 culturele vermogens daarin. Wat bedoelt de school met de culturele ontwikkeling van kinderen? Hoe kan die in het portfolio gevolgd worden? Over accenten die de school wil uitwerken in het portfolio en die passen bij jullie mogelijkheden.
En over activiteiten die je vanuit jezelf boeiend vindt om mee te experimenteren en die passen bij de vraag van de school.
Als tip wil ik het werk onder de aandacht brengen van Suzanne Voortwist in de minor Cultuureducatie. Dat kan verrijkend zijn voor de probleemanalyse. Vraag ernaar bij de ICC-er Judith Frencken.
Fijne week gewenst!
In deze stageweek kun je met medestudenten van het bestuur afstemmen aan welke kennis jullie behoefte hebben en daaraan werken.
Fijne week gewenst!
Bij Recce
3.19 relevante ontwikkelingen
De aanleiding start je met de probleemstelling. De stelling zou echter de allerlaatste alinea van je analyse moeten zijn…. ‘Een logische stelling nav al het geanalyseerde’. Vervolgens schets je de context. Deze geeft een helder beeld van de school. Het stuk uit de gids (opsomming van de 20 punten) zou je in mogen korten en analyseren op basis van het concept vakintegratie (waarvoor je bijv de literatuur van Van Boxtel kunt gebruiken). Welke van die 20 hebben daar nu expliciet een relatie mee en zijn interessant om mee te nemen in het onderzoek?
Tot slot zou je vanuit beide profileringen nog een aantal aanleidingen kunnen schetsen die de richting van je onderzoek gaan bepalen (relatie met cultuureducatie, competentie, onderzoekend en ontdekkend leren).
6.3 kansen en mogelijkheden school
De school biedt zo te zien genoeg kansen en mogelijkheden om bij aan te sluiten. Wanneer je bovenstaande feedback verder uitwerken zul je zien dat je ook in de probleemstelling meer focus kan aanbrengen. Het portfolio gebruik is de aanleiding en dan focus jij je op…. Iets waarmee de onderwijspraktijk verbetert. Wat is dat dan?
5.1 communicatie WPL – tot stand komen input en uitwerking
Er is nog geen feedback zichtbaar van je WPL. Je beschrijft wel duidelijk wie je hebt gesproken en welke documenten je hebt gebruikt. Blijf informeren bij zoveel mogelijk collega’s om tot een concrete probleemstelling en straks onderzoeksvraag te komen.
Joost, je hebt gekozen voor de metafoor De strip. Met bestaande illustraties geef je een indruk van de activiteiten en plekken die voor jou belangrijk zijn geweest. Het ziet er als kaart aantrekkelijk uit. Je geeft aan dat ieder die kaart zelf in mag kleuren. Zou het kunnen dat die kaart ook niet voor iedereen dezelfde elementen bevat?
Ik ben juist benieuwd naar jouw inkleuring: wat neem je mee dat je voor leerlingen wilt gebruiken? Waar wil je leerlingen zeker mee in aanraking brengen? Wat is voor jou essentieel geweest? Wat hoort voor jou bij je rol als leerkracht?
Je hebt veel bagage in huis. Dat mag je gerust explicieter benoemen.