Leontine
in progress
Quest 6 Ultimate design

Techniek
Project: de fiets. Drie lessen
- De eerste les: inleiding. Wat weten wij over de fiets. Hoe moet je presenteren.
- De tweede les: onderzoek doen naar voorwerpen van de fiets. Onderzoek doen naar de geschiedenis van het voorwerp. Onderzoek doen naar de merk/prijs verhouding van het voorwerp.
- De derde les: presentatie maken van de onderzochte onderwerpen.
Les één. Inleiding van de fiets
Tijd: 45 minuten
Vooraf te doen.
Zoek de coöperatieve werkvormen: denken- delen- uitwisselen en binnenkring – buitenkring op.
Materiaal:
- Whiteboards, whiteboardpennen en doekjes.
- Een fiets
- A3 papier en stiften
Doelen:
- Kinderen weten onderdelen van de fiets te benoemen. Kerndoel 44, de kinderen filosoferen met elkaar over hoe de fiets er uitziet en waarom dat zo is (Klein Tank, 2009).
- Kinderen weten wat presentator doet en hoe ze kunnen presenteren. Kerndoel 1, ze leggen schriftelijk vast wat ze geleerd of ervaren hebben door middel van een woordweb (Klein Tank, 2009).
- De kinderen kunnen zelf presenteren op een goede of een slechte manier. Kerndoel 1, ze verwerven informatie door actief te luisteren en te reageren en kennis uit te wisselen in leergesprekken over bijvoorbeeld presenteren (Klein Tank, 2009).
- Start
Kom met de fiets de klas in rijden, natuurlijk wel bellend. Zo heb je snel de aandacht van de kinderen.
Deze les gaat over de fiets.
Wat weten wij over de fiets? Zet de coöperatie werkvorm denken – delen – uitwisselen in. Laat de kinderen vijf minuten zelf nadenken over de fiets.
Tip voor de kinderen:
- Denk aan de onderdelen van de fiets.
- Wat voor fietsen zijn er allemaal.
Na de vijf minuten laat je ze in tweetallen drie minuten vertellen wat ze weten van de fiets.
Als laatste ga je met de klas een woordweb maken, het uitwisselen in de klas.
Schrijf in het midden de fiets op. Laat de kinderen om de beurt het woordweb aanvullen.
Na het woordweb laat je twee filmpjes zien over de fiets. Alles wat voorkomt omcirkel je op de woordweb.
- http://www.npo.nl/de-fietsenfabriek/04-12-2003/WO_NTR_429088?ns_linkname=&ns_source=npo-shortener
- http://www.npo.nl/fietsversnellingen/07-01-2010/WO_NTR_427297?ns_linkname=&ns_source=npo-shortener
Na de filmpjes kan je de kinderen een compliment geven over wat ze weten van de fiets.
Om te kijken of de kinderen goed hebben opgelet, doe je een quiz met de whiteboards over de filmpjes. De vragen kan je alleen met ja of nee beantwoorden.
- Begin je met ijzeren buizen? Ja.
- De frames zijn maar in 1 kleur? Nee.
- De stokjes in het wiel heten stokjes? Nee.
- De ketting gaat om de tandwielen. Ja.
- Een versnelling maakt het fietsen moeilijker als je de heuvel op fietst. Nee.
- Het voorste tandwiel is kleiner dat het achterste blad. Nee.
Na de quiz gaan we het hebben over presenteren.
- Wat is presenteren?
- Verschillende manieren van presenteren.
Zet de coöperatieve werkvorm binnen-buiten kring in. Laat de kinderen in twee kringen staan. Een binnen en een buitenkring. Laat de kinderen die tegenover elkaar staan met elkaar de vragen uitwisselen. Draai een aantal keer met een kring. Zo krijgen de kinderen verschillende input.
Maak hierna samen met de kinderen een woordweb op dezelfde manier als bij de fiets.
Laat de onderstaande filmpjes over presenteren zien. Het eerste filmpje gaat over presentatietips. Het tweede filmpje is een presentatie die niet goed gaat.
https://www.youtube.com/watch?v=O73qBeU4gtA
https://www.youtube.com/watch?v=T0gFnQGeR7k
Omcirkel de woorden van het woordweb die terugkomen in de filmpjes en geef de kinderen complimenten over wat ze weten.
Na de filmpjes gaan de kinderen aan de slag. Maak groepen in de klas, drie of vier kinderen.
Iedere groep gaat een presentatie maken over iets in de klas. De kinderen mogen zelf beslissen waarover ze willen gaan presenteren. Ze mogen ook zelf beslissen of ze de goede of de slechte manier van presenteren doen.
Als de kinderen bezig zijn om de presentatie voor te bereiden loop je rond om groepjes te begeleiden. Stel vragen over:
- Waar gaan jullie het over houden?
- Wat is belangrijk en wat niet?
- Doen jullie de goede of de slechte manier van presenteren?
Na tien minuten gaan de kinderen de presentatie voor de klas doen. Na ieder groepje vraag je tips en tops van de klas. Schrijf deze ook op zodat ze weten waar ze op moeten letten bij de derde les. Doe dit op twee A3tjes. Op een A3tje de goede manier en het andere A3tje de slechte manier.
Sluit de les af met de vraag wat de kinderen nu geleerd hebben? En de tips en tops.

Les twee: onderzoek voorwerpen fiets, onderzoek geschiedenis en onderzoek merk/prijs.
60 minuten.
Vooraf te doen.
Naar de fietsenmaker voorwerpen regelen.
Materiaal: voor 16 kinderen
- Voor iedere groepjes, ieder kind het zelfde voorwerp.
- Vier keer een fietsdynamo.
- Vier keer een fietszadel.
- Vier keer een fietsvelg.
- Vier keer een fietsbel.
- Gereedschap, hamers, schroevendraaiers, kniptangen etc.
- Speldkaartje met rekenwonder vier keer.
- Speldkaartje met onderzoeker vier keer.
- Speldkaartje met geschiedenis vier keer.
- Speldkaartje met presentatie vier keer.
- Bandenplak spullen en een band.
- Een ouder die banden kan plakken.
Doelen:
- Kinderen kunnen zelf onderzoek doen naar het voorwerp dat ze krijgen. Kerndoel 44, ze gaan bij hun eigen fietsonderdeel na welke type verbindingen er zijn tussen de verschillende onderdelen (Klein Tank, 2009).
- Kinderen kunnen zelf onderzoek doen naar de jaartallen van een fiets. Kerndoel 51, de kinderen zoeken een antwoord op historische vragen (Klein Tank, 2009).
- Kinderen kunnen zelf onderzoek doen naar prijs en merk en deze op volgorde zetten. Kerndoel 26, de kinderen kunnen getallen op volgorde zetten van klein naar groot en groot naar klein (Klein Tank, 2009).
- Start
Pak samen met de kinderen terug op de vorige les. Wat hebben zij nog onthouden?
Vertel deze les dat we voorwerpen gaan onderzoeken?
Vraag aan de kinderen wat onderzoeken is. Gebruik hiervoor de coöperatieve werkvorm: om de beurt. Laat de kinderen in tweetallen zitten laat ze om de beurt een woord of een zin zeggen dat te maken heeft met onderzoeken.
Ga daarna met de hele klas in gesprek en maak een woordweb van onderzoeken.
Bekijk de volgende filmpjes
https://www.youtube.com/watch?v=zecHO-1RCaI
Ga hierna kort in gesprek met de kinderen over het filmpje.
Verdeel de kinderen in groepen. Zorg ervoor dat je voor ieder kind uit de groep hetzelfde voorwerp heeft, maar deel deze nog niet uit. Zorg dat de groepen niet te groot worden, zodat niet ieder kind uit de groep het zelfde voorwerp heeft.
Vraag aan ieder groepje wie het rekenwonder in de groep wordt. Hij of zij gaat van het voorwerp verschillende merken en prijzen zoeken. Het moeten tenminste vijf verschillende prijzen zijn. Geef ook aan op het digibord hoe je het wilt zien, via een tabel. Geef het kind dat deze opdracht op zich neemt een speldkaartje met daarop rekenwonder.
Vraag aan ieder groepje wie de geschiedenis van het voorwerp wil opzoeken. Vanaf wanneer is het er? Is het verplicht? Zo ja vanaf wanneer? Wat kan jij nog meer vinden over dit voorwerp? Geef ieder kind, dat het geschiedeniswonder wilt zijn, een speldkaartje met daarop geschiedeniswonder. Laat de vragen voor de kinderen op het bord staan, zo weten ze wat ze moeten gaan opzoeken. Er mag er dus maar eentje van de groep achter de computer.
Wie gaan alles van het onderzoeken opschrijven. Wat zie je? Hoe voelt het? Hoe ruikt het? Hij of zij krijgt het kaartje met onderzoeker erop.
Het kind dat overblijft krijgt het kaartje presenteren. Hij of zij mag nu mee gaan onderzoeken, maar krijgt de grootste taak in de les. Voor deze les is hij of zij de tijdsbewaker. Hij of zij moet ervoor zorgen dat alles op tijd opgeruimd is.
Er zijn verschillende onderwerpen. Bijvoorbeeld een fietszadel, een fietsdynamo, fietsvelg en een fietsbel. Verdeel de voorwerpen onder de groepen.
Vraag aan ieder groepje wat ze hebben en waarvoor het is, klassikaal.
Laat de groepjes in overleg gaan over wat ze willen weten over het voorwerp. Laat de kinderen dit opschrijven.
Laat de groepjes dit niet vertellen in de klas want in de derde les gaan ze dit presenteren.
Maak goed duidelijk dat ze alles opschrijven. Je hebt alles wat je nu ziet of doet nodig voor de volgende les. Probeer alle vragen die je van te voren hebt gemaakt te beantwoorden.
Laat de kinderen zelf onderzoeken en help ze alleen als ze daar om vragen.
Als de kinderen aan het werk zijn, kan de ouder die je hebt geregeld, om de beurt een groep kinderen naar zich toe roepen. Er wordt laten zien hoe je een band moet plakken. Vertel de ouder dat je de spullen die je gebruikt ook aan de kinderen moeten laten voelen. Kinderen leren ook door te voelen.
Sluit de les af met wat de kinderen vonden van het onderzoeken. Zorg dat ze niks vertellen van het onderzoek zelf. Wat zijn de tips en de tops van de les. De kinderen zijn zelf verantwoordelijk voor de spullen die ze moeten bewaren.

Les drie: presenteren van het onderzoek.
60 minuten
Vooraf te doen.
Papier klaar leggen A3.
Materiaal: voor 16 kinderen
- Computers of laptop voor de kinderen
- A3 papier
- Camera’s
- Posters over presenteren
- Post-its
Doelen:
- De kinderen kunnen de onderzoeksresultaten presenteren. Kerndoel 1, de kinderen houden een mondelinge presentatie naar aanleiding van een ontdekactiviteit (Klein Tank, 2009).
- Start
Pak samen met de kinderen terug op de vorige lessen. Wat hebben zij nog onthouden?
Wat weten de kinderen nog over presenteren?
Vertel de kinderen dat ze de onderzoeksantwoorden gaan presenteren.
Dit mogen ze op de computer doen via bijvoorbeeld PowerPoint, filmpje of op papier, het A3tje.
Vertel dat de groepsleden met elkaar in gesprek gaan wat ze willen presenteren.
Laat de kinderen deze les zo veel mogelijk zelf doen.
Eisen aan de presentatie:
- Alle onderzoeken moeten erin zitten, rekenen, geschiedenis en onderzoek van het voorwerp.
- De presentatie duurt ongeveer 5 minuten.
- Het kind met het speldbordje presenteren, houdt de presentatie.
De kinderen krijgen 30 minuten de tijd om deze voor te bereiden. Help de kinderen alleen als ze hier om vragen.
Na iedere presentatie, bespreek je de tips en de tops. Wat zou het groepje nu verder nog willen weten.
Na alle presentaties vraag je aan de klas of ze via post-its willen laten weten wat ze van de drie lessen vonden. Deze mogen ze allemaal op de muur plakken.

Achtergrond informatie.
Coöperatieve werkvormen
Coöperatieve werkvormen stimuleren de samenwerking tussen de sterkere en zwakkere leerlingen. Er wordt in tweetallen of groepen gewerkt. De kinderen gaan samen in gesprek en wisselen op deze manier informatie uit. De zwakkere kinderen hoeven niet alleen meer naar een oplossing te zoeken maar worden geholpen door een sterker kind. De sterkere kinderen beheersen de stof op een hoger niveau, zij kunnen de ander uitleg geven. De kinderen zijn samen verantwoordelijk voor de uitkomst van de opdracht. Ze moeten dus allemaal een bijdrage hebben geleverd willen ze tot een goed resultaat komen. De werkvormen zijn bij ieder vak inzetbaar (Kerpel, 2014).
Deze werkvormen zijn niet alleen voor het samenwerken, maar ook cognitief en sociaal. De kinderen leren van elkaar en ze moeten met elkaar in gesprek of overleggen (Kerpel, 2014).
Voordelen van de coöperatieve werkvormen.
Het stimuleert de betrokkenheid van de kinderen en het zorgt ervoor dat er een actieve deelname is bij iedere werkvorm. Er zijn 17 verschillende werkvormen. Er is een keuze welke werkvorm je wanneer inzet. Omdat het de sociale vaardigheden stimuleert verbetert het ook de sfeer in de groep. Omdat de kinderen elkaar mogen helpen, kan het zelfvertrouwen van een kind omhoog gaan (Kerpel, 2014).
Nadelen van de coöperatieve werkvormen.
Het vereist veel organisatie en begeleiding, niet alle kinderen kunnen even goed met elkaar samenwerken. Met ordeproblemen zijn de werkvormen dus moeilijk inzetbaar. Als de leerkracht regelmatig de werkvormen inzet, kunnen de kinderen hieraan wennen en kan het steeds beter gaan (Kerpel, 2014).
Presenteren
Kinderen vinden het spannend om een presentatie te houden. Vaak vinden ze het ook nog moeilijk. Het is goed om het presenteren al vanaf groep 1 te doen. Laat de kinderen in groepen een presentatie voorbereiden en bied zeker ondersteuning en geef ze instructie over wat ze moeten doen. Als je de presentatie met de kinderen bespreekt, bespreek dan wat ze gaan presenteren. In het geval van deze lessenserie onderdelen van een fiets. Geef als de presentatie zeker de ruimte voor vragen en een nabespreking. De kinderen kunnen in de nabespreking ook nog leren (leerlijnentaal, 2010).
Onderzoekend leren
In de drie lessen zit het onderzoekend leren verwerkt. Het proces bestaat uit zeven fases:
- Fase één: confronteren met het object. In dit geval de fiets, les één.
- Fase twee: verkennen. Wat weten de kinderen van het voorwerp, les één .
- Fase drie: onderzoek opzetten. Wat willen de kinderen weten, les twee.
- Fase vier: het onderzoeken. De kinderen zoeken zelf antwoord op de vragen, les twee.
- Fase vijf: concluderen. De antwoorden op de vragen, les twee.
- Fase zes: onderzoeken presenteren, les drie
- Fase zeven: verdiepen. Wat willen de kinderen nog meer weten? Les drie (Hartelvelt, 2016).
De onderzoekcirkel kan je bij iedere techniekles of onderzoekles inzetten. Doe het dan net zo als het faseplan hierboven. Zorg dat je meerdere lessen hebt, zodat je voor iedere fase genoeg tijd hebt. Je kan aan de fases ook de coöperatieve werkvormen koppelen, zoals ik dat heb gedaan.
In fase één en twee, de eerste les, denken – uitwisselen en delen en binnen-buiten kring. In fase twee heb ik de coöperatieve werkvorm om de beurt gebruikt. Dit zijn werkvormen waar de kinderen allemaal zelf ook moeten nadenken. Er zijn werkvormen waar een kind alleen maar hoeft na te denken als zijn of haar naam genoemd word. Het is belangrijk dat je de betrokkenheid van ieder kind hebt bij deze lessen.
Drie pijlers cultuur onderwijs.
Aan welke pijlers deze les voldoet ziet u hieronder.
Reflecterend vermogen.
- Verwoordt eigen ervaringen en gevoelens in relatie tot de context, onderzoek.
- Bedenkt persoonlijke leervragen, onderzoek.
- Geeft aan wat hij anders en beter kan in relatie tot zijn leervragen, onderzoek.
- Vergelijkt eigen ideeën en werk met die van een ander, onderzoek.
- Stelt zich open, vraagt anderen om feedback en tips en gebruikt deze, presentatie (Slo, 2014).
Creërend vermogen.
- Past bewust technieken, vaardigheden en materialen toe binnen eigen werk, onderzoek.
- Kan opgedane kennis toepassen, presentatie.
- Geeft op eigen wijze vorm aan ervaringen, emoties en ideeën, presentatie (Slo, 2014).
Onderzoekend vermogen.
- Gebruikt actief zijn zintuigen om een object, onderwerp of gebeurtenis te verkennen, onderzoek.
- Stelt vragen en zichzelf en omgeving, onderzoek en presentatie.
- Verzamelt, selecteert en maakt kritisch gebruik van verschillende bronnen, onderzoek en presentatie.
- Gaat door met onderzoeken tot zijn doel bereikt is, onderzoek.
- Kan vraag en plan bijstellen op basis van (onverwachte) uitkomsten, onderzoek (Slo, 2014).
Hartevelt, T., (2016), Opgehaald van http://www.techniektalent.nu/sites/default/files/files_document/folder_oeno_feb16_def.pdf Opgehaald op 25-12-2016
Kerpel, A. (2014). Coöperatief leren. Opgehaald van http://wij-leren.nl/cooperatief-leren-artikel.php. Geraadpleegd op 21-12-2016.
Klein Tank, M., (2009), opgehaald van http://tule.slo.nl/index.html, opgehaald op 25-12-2016.
Leerlijnentaal, (2010), opgehaald van http://www.leerlijnentaal.nl/page/324/vertellen-en-presenteren.html, opgehaald op 25-12-2015.
Slo, (2014), opgehaald van http://www.slo.nl/downloads/2014/cultuur-in-de-spiegel.pdf/, opgehaald op 28-12-2016

Ontwerp principes
Bij het geven van de lessen werkten er een aantal dingen niet en een aantal dingen wel. Dit is natuurlijk vanzelfsprekend. Op iedere les is wel iets aan te merken. Van de kinderen zelf heb ik ook veel terug gekregen. Dit staat ook in de tabellen.
Coöperatieve werkvormen
Wat wel werkte.
Kinderen moeten zelf nadenken over het antwoord bij sommige werkvormen.
Actief.
Samenwerken.
Sommige werkvormen zijn makkelijk inzetbaar.
Sommige werkvormen kenden de kinderen en zo konden we gelijk aan de slag.
Bij ieder vak inzetbaar
Wat niet werkte.
Kinderen hoeven zelf niet na te denken bij sommige werkvormen.
Leunen op een ander.
Sommige vormen kennen de kinderen niet. Meer uitleg en voorbeelden.
Sommige werkvormen zijn lastiger inzetbaar.
Ontdekkend leren
Wat wel werkte.
De kinderen waren actief bij de hele uitleg.
Iedereen is betrokken en helpt elkaar mee.
Goede en duidelijke uitleg van wat er van de kinderen wordt verwacht.
Vakken zijn goed aan elkaar te koppelen
Wat niet werkte.
Voor echt goed resultaat heb je tijd nodig.
Whiteboards
Wat wel werkte.
Betrokken .
Actief en willen het antwoord voor zich zelf houden
Zelf nadenken.
Bij ieder vak inzetbaar
Wat niet werkte.
Graag tekenen.
Zeggen dat de stift niet werkt, als deze wel werkt.
Kunnen spieken.
Energizer
Wat wel werkte.
Kinderen kwamen uit hun dip
Vinden de verschillende energizers leuk.
Doen actief mee.
Wat niet werkte.
Moeilijk om te timen wanneer het kan
Kinderen willen vaker een energizer, ook op momenten dat het niet nodig is.
Feedback van de lessen.
Aan de kinderen heb ik vaak feedback gevraagd.
Bij de coöperatieve werkvormen kreeg ik veel terug dat ze het leuke werkvormen vinden. Soms kreeg ik terug dat mijn uitleg te lang was en dat de kinderen gewoon aan de slag wilden.

Bij de ontdekkend leren heb ik de feedback wel opgeschreven.
Wat ze in een volgende les wilde zien is: hoe iets in elkaar wordt gezet. Maar dan nog specifieker dan het filmpje over hoe een velg in elkaar wordt gezet. Ik ga proberen als ik weer zo een les geef dat ik een fietsenmaker kan regelen, die langskomt in de klas. Aan hem of haar vertel ik wat de kinderen verwachten en of hij of zij daarop kan inspelen. Dat hij bijvoorbeeld kan laten zien hoe je een rem in elkaar zet of hoe je de dynamo kan aansluiten op het licht. Zo zien de kinderen ook de verbinding weer.
De whiteboards vinden de kinderen helemaal geweldig. Dit gaven ze iedere keer terug. Het is voor de kinderen een hele andere manier van werken. Ze willen graag tekenen en dat zie je terug als de whiteboard worden uitgedeeld. Dan gaan ze gelijk kijken of de stiften werken door middel van een tekening.
De energizers vonden de kinderen wel leuk. In het begin was het voor mij en de kinderen allemaal wennen. Ik zat ermee welke energizer ik wilde inzetten. Dit heeft gelukkig allemaal goed uitgepakt. Soms doen we een energizer over een paar dagen heen. Dat houdt in dat de energizer steeds iets langer wordt en dat de kinderen ook moeten gaan nadenken wat de stappen ook al weer waren. Erg leuk om te zien dat ieder kind op een gegeven moment een andere beweging maakt.

Onderzoeksvraag
Alles wat ik gedaan heb stond in het teken van vakintegratie. Eerst heb ik alle onderdelen die ik wilde verwerken in de les, los van elkaar aangeboden. Op deze manier konden de kinderen ook aan de veranderingen wennen. Dit heeft een positief effect gehad op de uiteindelijke les. Ik kon de spullen laten uitdelen (whiteboards) en gelijk aan de slag. Dit was ook zo bij de coöperatieve werkvormen.
Wat ik graag wilde integreren in het dagelijks aanbod was de techniek. Dit was erg lastig. Bij geschiedenis en natuur kon ik het redelijk integreren. Maar het was lastig op sommige punten en kon ik niet goed de link leggen tussen de techniek en het andere vak.
Om alles goed met elkaar te koppelen heb ik een lesserie gemaakt over de fiets. Hierin was de techniek het hoofddoel. Hieraan zijn de volgende lessen gekoppeld: taal, rekenen, geschiedenis en beeldende vorming als de kinderen ervoor kozen om de presentatie met de hand te maken.

Antwoord op mijn onderzoeksvraag.
Op welke wijze draagt vakintegratie bij in een techniekles?
Van wat ik heb gezien zijn de kinderen erg enthousiast als ze zelf mogen onderzoeken. Op de manier hoe ik het in mijn les gemaakt had, moesten de kinderen zelf antwoord zoeken op het gebied van: rekenen, geschiedenis en techniek. Dit gaf hen verantwoordelijkheid. Ze moesten samen met het groepje achter de antwoorden komen. Een hele opdracht voor de kinderen.
Ze zijn op de bovengenoemde gebieden aan de slag geweest. De meeste groepjes wilden nog meer informatie zoeken over het voorwerp dat ze gingen onderzoeken. Helaas was hier geen tijd voor. Als dat er wel was, was ik benieuwd wat ze allemaal gevonden hadden. De kinderen wilden op ieder gebied antwoord krijgen.
Vakintegratie bij een techniek les is goed te koppelen. Maak het de kinderen wel duidelijk wat je van hen verwacht op welk gebied. Omdat de kinderen zelf gaan onderzoeken willen ze op ieder gebied hun best doen. Doordat er groepen in de klas zijn, komt er een soort van wedstrijd. Wie weet het meest en kan dit het beste presenteren. Door er coöperatieve werkvormen en de whiteboards bij te gebruiken zijn de kinderen ook actief in de lessen.
Quest 5
De laatste weken heb ik geëxperimenteerd in de klas. Dit op het gebied van coöperatieve werkvormen, energizers, het gebruik van whiteboards en de techniek in de klas te krijgen.
COÖPERATIEVE WERKVORMEN
Op het gebied van de coöperatieve werkvormen vond ik het lastig om ze in te zetten. Welke vorm gebruik ik, wanneer gebruik ik en zet ik deze juist in. Dit waren vragen waarmee ik zelf erg zat. Bij de kring, iedere maandag ochtend, en bij Brandaan, Naut of Meander (OJW) kon ik het goed inzetten. Ik heb geprobeerd om zo veel mogelijk verschillende werkvormen te gebruiken. Zo kwam ik te weten welke ik bij het eind project kon inzetten.
Ik heb nog niet alle werkvormen ingezet. Ik wil hier wel mee doorgaan. Zo weet ik welke werkvorm ik echt kan goed kan inzetten voor de klas.
ENERGIZERS
Op het gebied van de energizers was ik echt nog zoekende. Wanneer zet ik de energizer zo in dat het op het goede moment van de kinderen is. Tussen taal en spelling? Op een gegeven moment heb ik gewoon tegen mijzelf gezegd ik doe het een keer en ik doe het nu. Dit was het juiste moment ook voor de kinderen. Ze vonden het op het begin heel raar dat we een energizer deden. Ik heb wel verteld dat het een minuutje wat anders is. Nu geven de kinderen ook sneller aan dat ze even iets anders willen doen. De energizers die we gedaan hebben vonden de kinderen erg leuk en ze konden bij sommige energizers ook zelf iets inbrengen.
WHITEBOARDS
De whiteboards kwamen pas later bij de ontwerp principes. Ik heb die gelijk de zelfde week gemaakt. Eerst had ik ze bij de OJW vakken ingezet maar al later gebruikte ik ze wat meer, bij een instructie les van rekenen. Nu wil ik ze nog vaker gebruiken. Op deze manier weet ik echt of kinderen snappen wat ik uitleg. Ik wil het nu ook gaan proberen bij spelling en taal. De kinderen geven aan dat ze het een fijne manier van werken vinden. Ze hoeven niet in hun schrift te werken en het is uitdagender omdat ze echt zelf moeten nadenken. Zodra de kinderen ook maar een antwoord hebben draaien ze snel de whiteboard om zodat niemand het kan zien.
TECHNIEK
In mijn ontwerpprincipes had ik ook techniek erin staan. Ik vond het lastig om deze echt in het dagelijks leven te integreren. Het is mij op zekere hoogste wel gelukt. Bijvoorbeeld door te vragen hoe komt het dat een boot kan drijven (techniek). Hoe kan het dat water een huis weg spoelt (natuur)? Bij de week van mediawijsheid heb ik de techniek van computers veel laten terug komen. Ik hoor bij mij thuis aan tafel veel over computers. Mijn vriend en mijn beste vriend zitten beide in de ICT. Dit komt gelukkig nog een keer goed van pas. Bij de atelier lessen kon ik zelf niet veel aanwezig zijn. Ik had zelf les op deze momenten. De laatste keer ben ik wel aanwezig geweest. Bij de atelier gingen ze kerstbomen figuurzagen. Het breken van zaagjes viel op zich nog wel mee. Het was leuk om te zien dat er drie vaders waren die hielpen. Ik heb gekeken hoe zij het hebben aangepakt en ik heb zelf de kinderen geholpen met het figuurzagen zelf.
FIETS PROJECT
Nu ik zelf een les techniek heb gegeven vind ik het best lastig om de tijd in de gaten te houden. De tijd ging snel voorbij omdat we het zo leuk vonden. De kinderen vonden het zelf onderzoeken super leuk. Ze waren echt benieuwd hoe iets werkte en het uit elkaar halen vonden ze helemaal super om te doen. Zo een techniekles is zeker iets dat ik vaker wat ik vaker wil gaan doen. Ik heb van de kinderen genoten en de kinderen van het onderzoeken. Een aantal vakken aan techniek koppelen is erg veel. In deze les had ik geschiedenis, rekenen, taal en tekenen verwerkt. Ze zijn allemaal aan bod gekomen bij de groepjes. Bij het ene groepje wat meer dan bij een ander groepje. Wat voor mij en de klas niet werkt is dat ze allemaal verschillende taken krijgen binnen de groep. Wat wel werkte is dat ze met z’n alle het voorwerp mochten onderzoeken. Ze moesten bij deze opdracht samenwerken en zelfstandig werken.
Op het gebied van bovenstaande onderwijsconcepten heb ik de whiteboards en de coöperatieve werkvormen toegepast bij de techniek les. Het denken – delen – uitwisselen, een werkvorm die het super doet in de klas heb ik gebruikt. De whiteboard heb ik bij de quiz gebruikt of ze wel goed op hadden gelet bij de filmpjes. De whiteboard vind de klas erg leuk en willen ze het liefst de hele dag gebruiken. De kinderen hebben zelfs een kahoot en een PowerPoint gemaakt. We zijn dus ook op het gebied van ICT bezig geweest. De kerndoelen en leerlijnen zijn hieronder te vinden bij het fietsproject.
Bij de techniekles had ik gebruik willen maken van een ouder die een fietsband ging plakken. Helaas voor mij en de kinderen was er geen ouder beschikbaar. De volgende keer wil ik het verder van de voren laten weten, zodat ouders misschien iets in hun werkrooster kunnen veranderen en op deze er wel bij kunnen zijn.
Wel heb ik bij het schaatsen, dat wij hadden de week hiervoor, ouders geregeld die konden rijden naar de schaatsbaan.
Quest 6
Bij de volgende quest, quest 6, is er te zien wat ik zou veranderen als ik deze les nog een keer moet geven. Ook maak ik deze zo dat u het als docent ook zo kan gebruiken.
20-12-2012
TECHNIEK!

Ja vandaag was het zo ver, de techniekles. Al dagen had ik hier zo een zin in. Zelf bij mij thuis heb ik ze gek gemaakt, zo veel zin had ik erin. Techniek is gewoon helemaal mijn ding.
Van te voren was ik naar de fietsenwinkel, Piet Lucius, geweest. Zij hebben fietsenspullen, folders en zelfs sleutelhangers mee gegeven. Mijn dank hiervoor. Alles wat zij hebben meegegeven heb ik gebruikt in de techniek les.
Ik kwam niet zomaar de les in. Ik had mijn eigen fiets meegenomen. Een kind zag het en mocht achterop. Ik had mijn stofjas aangetrokken en zo kwamen wij het lokaal binnen. De kinderen waren gelijk met de volle aandacht bij mij en de fiets. Ik vond het zelf ook leuk om zo binnen te komen. Het is een keer anders dan normaal.

We hadden gepraat over de fiets en de filmpjes. De kinderen wisten best veel over de fiets. Na de filmpjes hebben we een kleine quiz gedaan met de whiteboards. Hierna zijn de groepen ingedeeld. Ik had de groepen juist ingedeeld, maar ik was iets te kort in mijn uitleg. Deze heb ik dan ook langer gemaakt.

Toen de kinderen de voorwerpen hadden gekozen en zelfstandig aan het werk waren, ben ik de groepjes nog een keer langs geweest om te kijken of ze wisten wat ze moesten doen. Een enkeling hadden nog vragen over het presenteren en over het reken gedeelte. Deze heb ik beantwoord en zo konden ze weer verder. Het was echt super om te zien dat de kinderen helemaal op gingen in het onderzoeken van het voorwerp. Dit had ik helemaal niet verwacht. Het blaadje dat ik had gemaakt met vragen die ze konden beantwoorden werd goed gebruikt en ze zochten hierbuiten nog meer informatie.

Halverwege de tijd ben ik samen met de kinderen een band gaan plakken. Ik heb stap voor stap uitgelegd wat je moet doen en ik heb ze de voorwerpen laten voelen. Het plakken was beide keren goed gelukt. Het eerste idee was dat een ouder dit zou gaan doen. Helaas kon er geen ouder.
Het uitleggen van de voorwerpen was iets lastiger. De kinderen mochten van mij niet het voorwerp zeggen. De eerste uitleg van het voorwerp, de dynamo, was erg kort maar ook erg duidelijk. Hij vertelde precies wat hij zag. Hij zei zelf er zit een lang draadje bij. Ik keek om en zag inderdaad een draad. Ik had zelf nooit een dynamo uit elkaar gehaald dus dit vond ik super leuk. Na iedere uitleg gaf ik aan wat er goed ging en wat ik nog miste bij de uitleg. Zo werden de uitleggen steeds beter.

De presentaties die de kinderen hadden gemaakt waren allemaal verschillend. Twee groepen via de PowerPoint, één groep via kahoot en de laatste groep op papier. De groep van kahoot had helaas internet afgesloten en de quiz niet opgeslagen. Erg jammer want ik was benieuwd hoe de kinderen op deze quiz zouden reageren.

De kinderen gaven mij terug dat ze het een leuke les vonden. Vooral het zelf onderzoeken. Wat ze wel zouden willen weten hoe iets nou echt in elkaar wordt gezet. Ik denk dat wij hiervoor naar de fietsenmaker moeten. Zij hebben daar het beste antwoord voor en over.











12 en 13 december 2016
Maandag
Op maandag heb ik in de ochtend de bij kring de coöperatieve vorm dobbelen gebruikt. Op de dobbelsteen stond: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Om het extra spannend te maken had ik de beker met stokjes gepakt. Op ieder stokje staat de naam van een kind. De kinderen vonden het leuk als ze mochten dobbelen. Alleen de vragen bedenken vonden ze af en toe lastig. Sommige kinderen vertelde het verhaal van het weekend zo goed dat er geen vraag bedacht kon worden. Op zo een moment hielp ik de kinderen met een vraag bedenken. Dit is een coöperatieve werkvorm die ik vaker ga gebruiken.

In de middag hadden we Brandaan, geschiedenis. Ik had geen juist en leuk filmpje bij dit hoofdstuk kunnen vinden. De kinderen kregen een keuze: of het filmpje van morgen of een quiz met de whiteboards. De kinderen waren het unaniem eens dat we de quiz moesten gaan doen. Ik heb dus afgesproken dat als de kinderen goed zelfstandig konden werken dat ik snel de quiz ging maken. De kinderen hebben nog nooit zo snel en goed hun werk gemaakt. Na het bespreken van de vragen heb ik snel de whiteboards laten uitdelen.
We hebben voordat we aan de quiz begonnen gekeken of alle whiteboardpennen het deden, zodat iedereen goed mee kon doen. Tijdens de quiz hebben we samen de regels gemaakt. Er mag gejuicht worden maar er mag geen andere groep last van hebben, er wordt niet getekend op de boards en je mag niet overleggen. Dit zijn de regels die ik anders ook had gemaakt. Het leek mij juist een keer leuk om de kinderen de regels te laten maken. De quiz was zoals de vorige keer goed geslaagd.
Dinsdag

Vandaag was het een spannende dag! Ik had mijn performance assessment, een soort praktijk examen. Totaal geen spanning tot de vrouw die deze afnam binnen kwam. Van te voren had ik al gezegd dat er een vrouw naar mij kwam kijken hoe ik les gaf. Ik heb het GEHAALD!
Ook vandaag had ik de whiteboards ingezet. Dit bevalt mij en de klas erg goed. Dit keer bij een rekenles. We hadden het over gewichten. Ze konden kiezen uit kilogram, gram, liter, centiliter en milliliter. Ik had de les digitaal op het bord gezet. Eigenlijk deden we de sommen die op het bord stonden samen. De eerste deed ik voor op het bord, zodat de kinderen ook weten welke stappen ze moesten zetten. Wat kan niet en wat kan wel? Na het voorbeeld liet ik de kinderen som voor som het antwoord op de whiteboards zetten. Wat mij verbaasde is dat de kinderen dit goed onder de knie hadden. Drie kinderen hadden er iets meer moeite mee. Met hun ben ik nog even apart gaan zitten voor extra uitleg. Aan het einde vroeg ik wat de klas van het werken met de whiteboards vind. De klas was hier erg enthousiast over en ze zeiden dat ze het vaker wilde doen.
Bij Brandaan vandaag heb ik een filmpje laten zien. Aan het einde van het filmpje werken een aantal vragen gesteld. Waarom moeten we naar school? Ga jij zelf graag naar school? Ik liet de kinderen eerst zelf nadenken over het antwoord. Daarna liet ik ze in tweetallen de antwoorden uitwisselen, daarna in viertallen en als laatst mochten ze het in de klas zeggen.Dit is ook de coöperatieve werkvorm: denken, - delen - uitwisselen. De kinderen hadden veel de zelfde antwoorden. Bij de vraag of ze graag naar school wilden waren er een aantal die niet graag naar school wilden. Zij wilde graag meer buitenspelen en achter de computer spelen. Ik vond de werkvorm die ik gebruikte bij deze les ook erg leuk. De kinderen konden eerst zelf over hun antwoord nadenken. Sommige kinderen vinden het moeilijk als ze in tweetallen werken om hun antwoord te zeggen, er wordt vaak over hun heen gewalst. Op deze manier was het een heel stuk minder. Het is dus zeker voor herhaling vatbaar.

Over de twee dagen heen hebben we leuke energizers gehad.
Ik ben begonnen met een dansje, twee keer klappen. Een ander kind moest hier een beweging achteraan verzinnen. Als het kind een beweging had verzonnen en had laten zien deden we het met de hele klas. Zo werd het dansje ook steeds langer en moeilijker. Het dansje dat we maandag hadden hebben we dinsdag langer gemaakt. Op een gegeven moment was het een erg lang en lastig dansje om te onthouden. We hebben met z'n alle hier om gelachen omdat iedereen een andere beweging aan het doen was. De energie die hieruit kwam was positief en de kinderen konden weer op een ontspannen manier doorgaan.
28-11-2016
Samen met mijn mentor had ik whiteboards gemaakt voor de kinderen. We waren hier zelf, voordat we het gingen gebruiken, erg enthousiast over. We hadden het gebruikt voor een natuurles. Dit was de les voordat de kinderen de toets gingen maken. Je kan dit zien als een herhalingsles.

De kinderen wisten dat er een quiz kwam, dus gingen ze in het kwartier dat ze nog even mochten leren ook echt leren.
Bij de quiz had ik duidelijk uitgelegd wat de regels bij het whiteboard is. Eigenlijk zijn er maar twee regels. Je gaat er niet op tekenen en je doet er voorzichtig mee.
Tijdens de quiz waren de kinderen echt voorzichtig met de whiteboards. Het was ook super leuk. De kinderen konden zo echt voor zichzelf nadenken en er kwamen af en toe ook verschillende antwoorden in één groepje uit. Ze waren goed betrokken en enthousiast. Als laatste kreeg ik terug dat ze dit een leuke manier vonden. De quiz en de whiteboards en dat ze het vaker zouden willen doen. Zelf vond ik het erg geslaagd en ik ga dit zeker vaker gebruiken.



21-11-2016

Vandaag dacht ik, ik ga het eens anders doen. En het is ook gelukt.
Ik vind het erg lastig om energizers in te zetten. Wanneer is het juiste moment en hoe reageren de kinderen. Dit was mijn grote probleem. Om dit te kunnen veranderen dacht ik bij mij zelf. Ik doe het gewoon!
Na de instructies zag ik aan de kinderen dat ze een dipje hadden. Ik dacht bij mij zelf: Nu moet ik het doen! Ik heb tegen de kinderen gezegd dat we een minuutje iets anders doen. We gingen alles even losschudden. De polsen, vingers, voeten, benen etc. Hierna konden de kinderen weer goed aan het werk. Dit gaf mij een super goed gevoel, want wat ik wilde lukte ook. Even de energie weer omhoog.
Na de rekeninstructie van 45 minuten zag ik de klas iets meer moeite hebben om zich te concentreren. Omdat het begin van de ochtend goed ging dacht ik vol goede moed ik doe nog een energizer. We deden deze keer de regen na door de tikken met de vingers op de tafel. Harde regen, zachte regen, bijna droog, hagel en een onweersklap. Met de handen op tafel slaan. Hierna konden ze weer goed aan het werk (kerndoel 34). De kinderen leren op deze manier bewust omgaan met een tussendoortje. De focus even weg van het werk (gevoelens).
Wat ik het leukste vond is dat er later een paar kinderen naar mij toe kwamen om te zeggen dat ze die minuutjes erg leuk vonden. Dit gaf mij echt een goed gevoel! De kinderen vonden het echt leuk. Nu denk ik bij mijzelf. Ik moet dit vaker gaan doen en waarom ben ik hier niet eerder mee begonnen.

Ik ben ook bewuster met de techniek bezig. Zo heb ik uitgelegd hoe een boot drijft in een les over de watersnoodramp.
Bij de mediawijsheid-les, deze week, had ik uitgelegd hoe een server werkte. Als een server uit staat dan doet internet het niet. Hier mag, vind ikzelf, iets meer gaan inzetten. Ik vind het alleen lastig om het juiste moment hiervoor in te zetten. Binnen kort starten we met een hoofdstuk geschiedenis. Hier kan ik vaak de techniek naar boven laten komen. Dit ga ik ook doen. Dus dit wordt vervolgt. Kerndoel 44, internet is uit de omgeving. Ze weten via de media les hoe ze veilig kunnen internetten en hoe de server werkt.
Het fietsproject

Na overleg met mijn mentor heeft het fietsproject echt vormen gekregen.
Ik begin met een coöperatieve werkvorm: denken – delen – uitwisselen. Daarna gaan we twee filmpjes kijken over de fiets. Hierin wordt kort uitgelegd hoe een fiets werkt. Als we deze filmpjes hebben bekeken, doen we een kleine quiz. Hiervoor gebruiken we de whiteboards.
De kinderen worden in vier groepen verdeelt. Ieder groepje krijgt een voorwerp van de fiets. De dynamo, een zadel, een fiets of een velg.
Ieder groepje gaat onderzoek doen naar het voorwerp dat ze hebben gekregen, kerndoel 42. Wat zien ze? Hoe werkt het? Hoe voelt het? De techniek, kerndoel 44, ze krijgen vragen over het voorwerp die ze moeten beantwoorden.
De leerlingen mogen het voorwerp dat ze hebben gekregen stuk maken. Dit hoort bij het onderzoeken.
Dynamo:
Uit welke materialen bestaat het?
Hoe kan je een dynamo uitleggen een iemand die blind is? Taalvaardigheid, kerndoel 2: de leerlingen houden een presentatie over de dynamo.
Wat voor verlichting is er allemaal? Elektrisch, batterij en dynamo.
Sinds wanneer is de verlichting er op de fiets? Kerndoel 51, aanduiding van tijd hanteren.
Wat ben jij nog meer te weten gekomen?
Wat zijn de verschillen in merk en prijs per soort. Zet dit op volgorde. Rekenen, kerndoel 26, op volgorde zetten van bedragen.
Zadel:
Uit welke materialen bestaat het?
Hoe kan je een zadel uitleggen een iemand die blind is? Taalvaardigheid, kerndoel 2: de leerlingen houden een presentatie over een zadel.
Wat voor verschillende zadels zijn er? Mannen en vrouwen.
Sinds wanneer is de verlichting er op de fiets? Kerndoel 51, aanduiding van tijd hanteren.
Wat ben jij nog meer te weten gekomen?
Wat zijn de verschillen in merk en prijs per soort. Zet dit op volgorde. Rekenen, kerndoel 26, op volgorde zetten van bedragen.
De fiets:
Uit welke materialen bestaat het?
Hoe kan je een fiets uitleggen een iemand die blind is? Taalvaardigheid, kerndoel 2: de leerlingen houden een presentatie over de fiets.
Wat voor fietsen zijn er allemaal? Crossfiets, racefiets, herenfiets en damesfiets.
Sinds wanneer is de verlichting er op de fiets? Kerndoel 51, aanduiding van tijd hanteren.
Wat ben jij nog meer te weten gekomen?
Wat zijn de verschillen in merk en prijs per soort. Zet dit op volgorde. Rekenen, kerndoel 26, op volgorde zetten van bedragen.
De velg:
Uit welke materialen bestaat het?
Hoe kan je een velg uitleggen een iemand die blind is? Taalvaardigheid, kerndoel 2: de leerlingen houden een presentatie over de velg.
Wat voor verschillende soorten velgen zijn er? Groote, breedte en materiaal.
Sinds wanneer is de verlichting er op de fiets? Kerndoel 51, aanduiding van tijd hanteren.
Wat ben jij nog meer te weten gekomen?
Wat zijn de verschillen in merk en prijs per soort. Zet dit op volgorde. Rekenen, kerndoel 26, op volgorde zetten van bedragen.
Als laatste wil ik iemand de klas inhalen die een band plakt of dat we naar de fietsenmaker gaan. Dit ben ik nog aan het regelen dus ik kan nog niet met zekerheid zeggen welke van de twee het gaat worden.
Quest vier: Design

Ik loop nu een tijdje stage op basisschool K. Het is een super leuke school. Ze doen naar mijn mening en ervaring veel om hun onderwijs te verbeteren.
Ouders zijn betrokken op deze school. Denk hierbij aan: meedoen met een uitje met de klas of een themamiddag of helpen met de Kinderboekenweek. Ouders kunnen ook altijd een gesprek aanvragen bij de leerkracht of even iets kort vertellen als de kinderen binnenkomen. Als er gevraagd wordt aan ouders of ze ergens bij willen helpen moeten ze vaak alleen kijken of kort overleggen. In de meeste gevallen kunnen de ouders meteen helpen voor het desbetreffende project.
De school doet aan veel uitstapjes. Zo zijn we tijdens een natuurles naar buiten gegaan om beestjes te zoeken en te vangen. Twee weken later ging de klas naar de Meijersche boerderij. Helaas was ik hier niet bij omdat ik ziek was. Ze halen ook gastsprekers de klas in. Groep 7-8 is EHBO- cursus aan het volgen. Groep 1-2 heeft een gastspreker gehad over kunst. Dit kun je bij alle bouwen doen.
Ontwerp ideeën
- coöperatieve werkvormen
- energizers
- whiteboard
- techniek gekoppelt aan andere vakken
Coöperatieve werkvormen

Ik heb het nog niet gezien, maar er is mij wel verteld dat er af en toe coöperatieve werkvormen worden gebruikt.Ik vind dat dit nog te weinig op deze school gebeurd, vooral in mijn klas. Je kunt lessen leuker maken door de coöperatieve werkvormen te gebruiken.
Je kunt bij woordenschat zoek en vind toe passen en een woorden web. Bij zoek en vind gaan de kinderen zoeken dan de betekenis bij het woord. Bij woorden web gaan de kinderen manieren bedenken om de woorden te onthouden. Bij rekenen kan je de kinderen in groepen laten flitsen. De sommen die in het boek staan schrijf je op een kaartje. Dit kaartje laat je kort zien en de kinderen schrijven het antwoord op in hun schrift. Bij de OJW vakken kan je ervoor kiezen om, om de beurt, te doen. De kinderen beantwoorden om de beurt een vraag die in het boek staat. Voor de kring kan je dobbelen gebruiken. Een kind vertelt wat over het weekend. Een ander kind dobbelt met een dobbelsteen waar: wie, wat, waar, wanneer, hoe en waarom op staat. De kind moet dan een vraag stellen met de kant die naar boven staat.
Er zijn zeventien werkvormen waar je uit kunt kiezen: denken, delen en uitwisselen, flitsen, om de beurt, dobbelen, duo’s, imiteer, interviews, woorden web, brainstorm, genummerde hoofden, legpuzzel, placemat, puzzels, rotonde, binnenkring en buitenkring, hoeken en wissel uit (Kerpel, 2014). Op de site Wij-leren kunt u de beschrijving van de werkvormen lezen.
Whiteboards

Na een gesprek met mijn basisschoolcoach ben ik tot een nieuw ontwerpprincipe gekomen. In het gesprek hadden we het erover en ik vind het helemaal geweldig. Dit moet mijzelf meer bewust gaan maken welke kinderen de stof wel snappen. De kinderen krijgen allemaal een whiteboard.
In het begin van de les stel ik een vraag over de stof die we de les gaan behandelen. Het antwoord moeten de kinderen opschrijven op het whiteboard. Zo zie ik gelijk welke kinderen de vraag goed beantwoord hebben. Bij een instructie les kan ik tussendoor vragen welke kinderen de volgende opgaven goed hebben. Ik kan er dan voor kiezen om deze kinderen al zelfstandig te laten werken. Ook aan het einde van de les stel ik de vragen aan de kinderen om te kijken of zij de stof begrepen hebben. Hier kan een extra instructie uit volgen.
Energizer

Wat ik mis op deze school zijn de energizers. Ik heb deze nauwelijks gezien. Op mijn vorige stage school was er na één of twee lessen een korte energizer. Kinderen hebben beweging en tussendoortjes nodig om zich weer te kunnen concentreren. Zonder beweging tussendoor zijn de kinderen sneller afgeleid, werken ze trager of hebben een kortere spanningsboog (Karels, 2014). Als je merkt dat de kinderen moeite hebben om zich te concentreren kan je snel een dansje of een kort spelletje tussen door doen.
Techniek

Met mijn mentor heb ik het erover gehad dat zij de techniek mist. Het wordt wel gegeven, maar naar haar mening niet genoeg. Denk hierbij aan het figuurzagen of het branden in hout. Als we gaan inzoomen op het figuurzagen kun je bijvoorbeeld een dobbelsteen maken. De kinderen moeten dan gaan kijken hoeveel kanten ze nodig hebben hoe lang alle kanten moeten zijn en hoeveel stippels er op elke kant moeten komen.

Techniek op de basisschool is belangrijk omdat de kinderen met een wereld voor techniek opgroeien. Ze zijn benieuwd hoe en waarom iets om hun heen zo werkt. Techniek zorgt een uitdagende en rijke leeromgeving. Ook helpt het de kinderen bij hun ontwikkeling, cognitief, sociaal – emotioneel, zintuigelijk – motorisch, creatief en attitude gericht. Techniek is erg interessant. Laat kinderen dit dan ook vroeg ervaren (Kerpel, 2015).

Onderzoekend ontwerpen
Stap 1: kennis maken met het onderwerp.
Stap 2: verkennen van onderwerp.
Stap 3: onderzoek opzetten.
Stap 4: onderzoek uitvoeren.
Stap 5: concluderen
Stap 6: presenteren
Stap 7: verdieping (Cremer, 2014).
Bij onderzoekend leren ben je altijd bezig met kerndoel 42, kerndoel 44 en kerndoel 2 (Klein Tank, 2009).

De fiets.
Zet een fiets in de klas. Bijna alle kinderen kunnen fietsen. Kinderen zien fietsen in hun omgeving. Zo sluit je mooi aan bij de belevingswereld van het kind. Maak er het thema van. Zo kan je alle vakken aan de fiets koppelen.
Techniek: Hoe werken de tandwielen? Hoe werkt het licht van de fiets? Hoe komt het dat je kan sturen? Hoe komt het dat als je achteruit trapt dat de fiets remt? Dit zijn vragen die de kinderen kunnen onderzoeken. Kerndoelen 41 en 45 komen hier aan bod (Klein Tank, 2009). Door de kinderen zelf te laten onderzoeken, laat je ze kennis maken met ontdekkend en onderzoekend leren van Graft en Kemmers (2007).

Taal: Er komen nieuwe woorden aan bod zoals, Dynamo, tandwielen, reflectoren, fietssport, frame, achter en voorvork, trapas, velg en naaf. Er zijn nog veel meer begrippen die bij de fiets horen. Maak een verhaal over een fiets bij de fietsenmaker. Hierin kan je de betekenis van de begrippen naar voren laten komen. Als het verhaal klaar is, koppel je er een coöperatieve werkvorm aan. In dit geval zoek en vind. De kinderen krijgen zelf eerst een minuut de tijd om zelf de betekenis van de woorden op te schrijven. Na de minuut gaan de kinderen de betekenis van de woorden aan de andere kinderen vragen. Kerndoel één staat centraal bij deze opdracht (Klein Tank, 2009).
Een kind heeft zeven keer een herhaling nodig om een woord goed te kunnen onthouden (Cöp, 2014). Na de activiteit hang je een paraplu in de klas op, met de woorden die ze geleerd hebben. Zo kunnen ze nog een keer terug kijken naar de woorden. Als je een echte paraplu op hangt trekt het snel de aandacht van de kinderen. Die zijn vaak benieuwd waarom zo iets in de klas hangt.

Rekenen: Bij rekenen kan je met de kleuters gaan tellen hoe vaak d band rond gaat als je met de trappers één keer rond gaat. Hang een touwtje aan een band zodat de kinderen ook echt zien dat de band rond gaat.
Bij groep drie – vier kan je het zelfde doen, alleen dan maak je gebruik van de versnellingen.
Bij de bovenbouw ga je een tabel maken. Als je een keer trapt gaat het zo vaak rond. Dit bekijk je natuurlijk eerst met de kinderen. Daarna moeten ze een tabel invullen met de aantal keren dat de trappers rond gaan versus de keren dat de band rond gaan. Dit kan je tot tien laten gaan maar ook tot 48 keer rond trappen met de trappers. Je bent hier ook gelijk bezig met het rekenen met de keer sommen. Kerndoel 26 en kerndoel 27 komen hier aan bod (Klein Tank, 2009).

Geschiedenis: Laat de kinderen in groepen onderzoeken hoe de fiets er in een bepaalde periode eruit zag. 1816, 1842, 1867, 1885, 1900, 1935, 1980, 2000 en nu. Wat is er allemaal veranderd? Wie heeft deze fiets gemaakt? Dit zijn vragen die er aan de kinderen gesteld kunnen worden. Wat je ook kunt doen is samen met de kinderen vragen maken. Gebruik hiervoor de coöperatieve werkvorm denken, delen en uitwisselen. De kinderen gaan eerst zelf nadenken over wat ze willen weten. Daarna vertellen ze dit aan hun maatje. Ze moeten samen tot één vraag komen. Als laatste schrijf je alle vragen op die de kinderen bedacht hebben. Je laat de kinderen zelf naar het antwoord zoeken uit een bepaalde tijd. Kerndoel 47 en kerndoel 53 (Klein Tank, 2009).

Natuur: Je gaat met de kinderen een rondje fietsen. Je kunt dit met groepen doen, hiervoor heb je wel ouders nodig die de kinderen begeleiden. Van te voren krijgen de kinderen vragen mee. Over de natuur. Wat zie je om je heen? Is er wat veranderd de afgelopen tijd? Rondom de school is een gebouw weggehaald. Na het stukje fietsen ga je in gesprek hierover met de kinderen. Vragen die er dan gesteld kunnen worden zijn: Waren er veel auto’s? Lag er troep op de weg? Zag je veel mensen lopen? Door de kinderen zelf te laten onderzoeken, laat je ze kennis maken met ontdekkend en onderzoekend leren van Graft en Kemmers (2007). Kerndoel 39. Kerndoel 40, kerndoel 41, kerndoel 42, kerndoel 44 en kerndoel 45 komen hier aan bod (Klein Tank, 2009).
Je kan ook een vragenlijst maken. De kinderen moeten dan op de vragen antwoord geven en daarna start je hier een gesprek over. Of je maakt een soort speurtocht en gaat daarna ook in gesprek met de kinderen. Door het gesprek laat je de kinderen terugkijken naar hun eigen handelen. Je leert de kinderen op spelenderwijs kennis maken met natuur, techniek en andere vakken. Dit is volgens van Oers (2005) belangrijk.

Tekenen: Laat de kinderen een tekening maken van hun leukste fiets. Nadat ze getekend hebben, gaan de kinderen de fiets maken met ijzerdraad. Blijft hun fiets staan? Is het stevig? Wat zou er aangepast moeten worden aan de fiets? Laat de kinderen vooraf wel duidelijk weten dat de fiets zo na moeten maken zoals ze het tekenen. Na het tekenen mogen er geen aanpassingen gedaan worden. Op deze manier moeten ze gaan nadenken of hun fiets ook echt stevig is. Kerndoel 54, 55 en 56 komen hierbij aan bod (Klein Tank, 2009).

Voor de midden en de bovenbouw.
Maak een middag vrij. Zet een fiets in de klas. Ga met de kinderen zitten en vertel dat we het over de fiets gaan hebben deze middag. Je deelt de klas op in groepen. Zorg dat de groepen niet te groot worden. Iedereen moet wat te doen hebben. Ieder kind krijgt een deel van de fiets. Bijvoorbeeld: de dynamo, reflectoren of een velg (taal). Laat de kinderen onderzoeken hoe het eruit ziet, hoe het werkt en wat voor functie het heeft op de fiets (techniek). Is het stuk dat de kinderen onderzoeken altijd bij de fiets geweest? Zo nee, wanneer en door wie is het ontworpen? Zo ja, hoe zou het komen dat het er wel vanaf het begin er was? Was het vroeger duur om fietsen te maken? En kon iedereen een fiets betalen (geschiedenis)? De kinderen gaan uitrekenen wat het kost om nu een fiets te maken (rekenen). Hier moeten de kinderen rekening houden met de verschillende metalen. Ieder metaal heeft een eigen prijs, dit kunnen ze op de computer opzoeken (ICT). Je laat vooraf de kinderen tekenen hoe de fiets eruit moet gaan zien (beeldende vorming).

Na de theorie , ga je met de kinderen en de ouders fietsen. Je laat de kinderen kijken naar de natuur. Wat is er veranderd de afgelopen tijd in de buurt. Er is laatst een gebouw gesloopt, er is dus iets veranderd. Zien de kinderen meer voetgangers, fietsers of auto’s? Na de fietsroute die de kinderen hebben gekregen (aardrijkskunde) gaan we in de klas bespreken wat de kinderen allemaal gezien hebben. Hebben de groepen allemaal het zelfde gezien of zijn er aspecten die de ene groep meer heeft gezien dan een andere groep.
Kerndoelen:
Nederlands: kerndoel 1, kerndoel 2, kerndoel 3 en kerndoel 4 (Klein Tank, 2009).
Rekenen: kerndoel 29, kerndoel 32 en kerndoel 33 (Klein Tank, 2009).
OJW: kerndoel 35, kerndoel 40, kerndoel 42, kerndoel 44, kerndoel 45, kerndoel 47, kerndoel 50, kerndoel 51 en kerndoel 53 (Klein Tank, 2009).
Kunstzinnige oriëntatie: kerndoel 56 (Klein Tank, 2009).

Onderbouw. Circuit.
Werk met deze opdracht in groepen. De groepen krijgen allemaal verschillende opdrachten.
Zet een fiets in de klas. Laat de kinderen vertellen wat ze weten van de fiets. Vertel aan de kinderen een paar begrippen en laat deze gelijk zien op de fiets (opdracht 1).
De kinderen mogen zelf kijken hoe de fiets werk. Ze komen er dan achter dat als je trapt dat de fietsband rond gaat. Hiermee kan je gaan tellen. Hoe vaak gaat de band rond als ik één keer rond trap (opdracht 2 en 3).
Print een aantal fietsen van vroeger. Laat de kinderen deze op de juiste volgorde leggen. Ga in gesprek met de kinderen over wat veranderd is in de jaren (opdracht 4).
Laat de kinderen een fiets maken met verf. Dit is een vrijere opdracht. De kinderen mogen zelf weten hoe ze de fiets willen maken (opdracht 5).
Als je deze opdrachten hebt gedaan loop je samen met de kinderen en ouders een rondje. Vertel dat ze goed moeten opletten wat ze allemaal zien. Denk hierbij aan bomen, bloemen, auto’s en fietsen. Ga na de ronde met de kinderen in gesprek over wat ze allemaal gezien hebben.
Kerndoelen:
Nederlands: kerndoel 1 en kerndoel 3 (Klein Tank, 2009).
Rekenen: kerndoel 29(Klein Tank, 2009).
OJW: kerndoel 35, kerndoel 40, kerndoel 42, kerndoel 44, kerndoel 47 en kerndoel 53 (Klein Tank, 2009).
Kunstzinnige oriëntatie: kerndoel 56 (Klein Tank, 2009).

Er worden bij deze les van techniek verschillende vakken gebruikt. Als we kijken naar de meervoudige intelligentie van Gardner (Kagan, 2000), komt iedere intelligentie aan bod. Op deze manier stimuleer je de kinderen om mee te doen omdat er altijd wel een deel van deze opdracht bij zijn of haar intelligentie en interesse aansluit.

Wat ik zelf meer wil gaan doen is: in de lessen de techniek meer integreren. Een vraag die ik bijvoorbeeld kan stellen in een les geschiedenis over de Gouden Eeuw is: hoe komt het dat een boot kan drijven? Dit klinkt eigenlijk van vanzelfsprekend maar hoe komt het nu? Dit wil ik ook bij andere vakken gaan doen. Ik wil samen met de kinderen kort stilstaan waarom de wereld om ons heen zo is. Dit wel op het gebied van techniek. Vanaf 2020 is het verplicht om op de basisschool techniek te geven (Slo, 2014). Dit is een mooie manier om het al te verwerken in de huidige lessen die er gegeven wordt.
Cöp, J., (2014), Wat maakt woordenschatlessen effectiever?. Opgehaald van http://wij-leren.nl/woordenschat-les.php, geraadpleegd op 24-10-2016.
Cremer, M., (2014) Opgehaald van https://www.onderwijsmaakjesamen.nl/actueel/onderzoekend-ontwerpend-leren-met-talent/, geraadpleegd op 18-12-2014
Graft, M. V., & Kemmers, P. (2007). Onderzoekend en ontwerpend leren bij Natuur en Techniek. Den Haag: Stichting Platform Bèta Techniek.
Kagan. M. & Kagan, S. (2000). Meervoudige Intelligentie. Middelburg: Meulenberg
Karels, M., (2014), Indicaties van gedragsproblemen en werkhoudingproblemen, opgehaald van http://wij-leren.nl/indicaties-gedragsproblemen.php, geraadpleegd op 24-10-2016.
Kerpel, A., (2014), Coöperatieve werkvormen, opgehaald van http://wij-leren.nl/cooperatieve-werkvormen-artikel.php, geraadpleegd op 24-10-2016.
Kerpel, A., (2015), Techniek, leren door doen, opgehaald van http://wij-leren.nl/techniek-leren-door-doen.php, opgehaald op 09-11-2016.
Oers van, B. (2005) Spelen in de 21ste eeuw.
Slo, (2014) Wetenschap & technologie in het basis- en speciaal onderwijs, opgehaald van http://www.slo.nl/downloads/2014/wetenschap-en-technologie-in-het-basis-en-speciaal-onderwijs.pdf, geraadpleegd op 26-10-2016
Vrijdag 16 september.
Vandaag zijn we met alle tweedejaars naar ProDemos geweest in Den Haag. ProDemos is een gebouw tegenover het Binnenhof. Er wordt hier veel verteld over de politiek en de geschiedenis van de Kamers.

Als eerste gingen we met z’n allen naar een ruimte toe. Deze ruimte was als de Tweede Kamer, maar dan net iets kleiner. Daar werd ons uitgelegd hoe je een debat voert en dit gingen we dan ook doen. De stelling die we kregen ging over vuurwerk: mogen particulieren geen vuurwerk meer afsteken? De groep waarin ik zat was tegen de stelling. We moesten de standpunten die wij hadden voor de groep vertellen en we konden de standpunten van de andere groepen ook tegenspeken. Het enige lastige was dat we via de voorzitter moesten praten. Als wij aan het woord kwamen moesten we eerst ‘dank u wel, voorzitter’ zeggen. Dit was erg lastig omdat ik gewend ben om gelijk naar de betrokken persoon te praten. Het was een super leuke ervaring en de wet/stelling is er niet doorheen gekomen.

Daarna werd de klas opgesplitst in twee groepen. Onze groep ging naar een aparte ruimte. Hier kregen wij allemaal vragen over de Tweede Kamer. Sommige vragen waren meerkeuze en de rest was open. Voor iedere vraag, die je goed had, kreeg je een punt. De groep waarin ik zat werd uiteindelijk tweede.
Na de lunch gingen we het gebouw van het Binnenhof binnen. Je mocht niet je telefoon meenemen. Het gebouw zag er erg grauw uit, maar alles in het gebouw had een betekenis. Toen de begeleiders dat vertelden vond ik het gebouw wel mooi, maar nog steeds grauw. Je mag als niet-kamerlid ook bij debatten zijn. Hiervoor is een tribune bovenin de ruimte gemaakt. Als de tribune vol zit zijn er nog andere ruimtes waar je kunt zitten.

Dit is ook zo bij de Eerste Kamer. De ruimte van de Eerste Kamer is, naar mijn mening, veel mooier. Het is een ouder gebouw en heeft hierdoor meer sfeer. Er hangen schilderijen van mensen die vroeger belangrijk waren. Op het plafond is een afbeelding uit de Gouden Eeuw geschilderd. Hier zie je met welke mensen er vroeger gehandeld werd.

Na de rondleiding moesten we een groepje maken van drie mensen. Ieder groepje kreeg een tablet. Het was de bedoeling dat je met je groep naar de plek ging waar een vraagteken stond. Als je hier stond kon je kiezen of je een makkelijke of een moeilijke vraag wilde. Per goed beantwoorde vraag kreeg je punten. De groep met de meeste punten had gewonnen.

Ik vond het een leuke en een leerzame dag. Ik ben nog nooit in of bij het Binnenhof geweest. Eigenlijk wist ik er bijna niks over. Na deze dag is dat zeker veranderd. Wat ik graag zou willen doen is een debat met mijn stageklas voeren op de manier hoe wij het daar hebben gedaan. Dit vond ik het leukste om te doen. De kinderen leren bij zo’n debat goed naar elkaar luisteren en ook beargumenteren waarom ze het er wel of niet mee eens zijn. Dit vind ik voor hun communicatieve ontwikkeling heel belangrijk.
Wil je dit met jouw klas doen? Kijk dan voor het programma en meer informatie op: www.prodemos.nl
Vrijdag 9 september tot en met maandag 12 september.
Texel.
Dit weekend was ik samen met mijn familie op Texel. Ik heb hier veel geleerd, omdat we aan leuke activiteiten hebben deelgenomen.

Het eerste wat we deden was een huifkartocht maken. Dit was echt zo mooi. We zijn met een huifkar de duinen ingegaan en later het strand op. De man, die de huifkar mende, vertelde van alles op het gebied van de Texelse natuur. Hij vertelde onder andere dat de draagtijd van schapen 5 maanden min 5 dagen is, dat een paard na 11 maanden bevalt en een koe na negen maanden. Ik vroeg mij altijd al af waarom schapen soms een kleurtje op hun rug hebben. Dit komt doordat de ram een stempel op zijn borst draagt en als hij de schapen dekt hij dus een kleurige stempel achterlaat. Zo weet de boer wanneer welk schaap van welke ram zwanger is en wanneer zij moet bevallen. Eigenlijk is dit dus erg handig. Een ram dekt namelijk alleen de schapen die ontvankelijk zijn: als er dus schapen zonder stempel rondlopen in die kudde, zijn deze dus nog niet gedekt. De niet-gedekte schapen worden dan later bij een andere ram gezet (met een andere kleur stempel op zijn borst). Er zijn 14.000 schapen op Texel. Dit zijn bijna net zoveel schapen als er mensen zijn. In het voorjaar huppelen er ongeveer 11.000 lammetjes rond.

De menner van de huifkar vertelde ook veel over de loslopende koeien. De koeien die tijdens onze rit in de duinen stonden worden zoveel als mogelijk met rust gelaten door de eigenaar. Het gebied wat ze mogen begrazen is zo groot dat de boer ze toch ook nooit allemaal tegelijkertijd te zien kan krijgen. De koeien bedruipen zichzelf; zo krijgen zij bijvoorbeeld geen extra voer en wordt er niet geholpen bij een bevalling. Een keer per jaar mag de boer de jonge koeien labelen.

Er is ook wel eens springvloed op Texel. Dit houdt in dat het zeewater binnen een half uur 3 meter stijgt door invloed van de maan op de aarde in combinatie met harde wind. Hij liet een foto zien van een normale vloed en een foto met springvloed. Het was best griezelig om dit te zien omdat het hele natuurgebied onherkenbaar anders werd. Ook gebeurde het wel eens dat mensen hierdoor kwamen te overlijden omdat zij niet op tijd weg konden komen. Zo zijn er bijv. tijdens de watersnoodramp in 1953 in Zeeland ook op Texel veel mensen en dieren verdronken. De laatste keer dat er dieren zijn verdronken tijdens zo’n springvloed is op 8 oktober 2006 geweest.

De laatste dag van het weekend zijn we naar een vlindertuin geweest. Er waren vlinders net zo groot als mijn hand met super mooie kleuren. Ik heb hier echt mijn ogen uitgekeken. Helaas stonden er geen namen van de vlinders vermeld want ze fladderden overal los rond. Wel heb ik twee opgezette vlinders meenomen. Deze heb ik gelijk gebruikt voor in mijn les. Deze les ging over dieren en het onderzoeken van ongewervelde en gewervelde dieren. Ik heb verteld waar ik de vlinders vandaan had. De kinderen waren hier erg enthousiast over.

In dit weekend heb ik veel foto’s gemaakt die ik in de praktijk ga gebruiken als voorbeelden. Van vlinders, het strand, de duinen en de vuurtoren. Met al deze foto’s kan ik goed een paar hele leuke lessen geven over Texel.
Vrijdag 3 september.

Vandaag hadden we op school een culturele instellingendag. Dit hield in dat je zelf twee cultuurinstellingen in de buurt ging bezoeken. Ik had ervoor gekozen om naar de Kilsdonkse molen en het sint Barbaragilde te gaan.
Het eerste bezoek was naar de Kilsdonkse molen in Heeswijk. Deze molen is in de Tweede Wereldoorlog verwoest. Ze hebben de molen gerenoveerd en deze was klaar voor gebruik in 2009. Door de renovatie is deze molen de enige werkende wind- en watermolen in Europa. De molen wordt gerund door vrijwilligers.

De Kilsdonkse molen geeft excursies vanaf groep 6. Ze willen het voelen en doen bij de kinderen stimuleren. Voor de kinderen onder groep 6 zijn er de Nationale Voorleesdagen. Ze lezen dan een boek Muis jan op de molen van Charles en Nel de Theije voor en de kinderen gaan deze muis zoeken.
Bij de molen heb ik mijn ogen uit staan kijken. Ik heb molens alleen nog maar van de buitenkant gezien. Er werd uitgelegd hoe een molen werkt. Ik was erg enthousiast over de rondleiding. Wil je zelf ook gaan kijken, ga dan op de zaterdag. De molen draait, met goed weer, ook echt.
Wil je meer informatie? Kijk dan vooral even op de site http://www.kilsdonksemolen.nl/

Daarna zijn we naar het Sint Barbaragilde in Veghel geweest. We werden door schutters en vendeliers opgewacht. Er was een korte uitleg over het gilde. Vroeger zorgden de gildes voor de samenleving en de veiligheid. Ieder gilde heeft een patrones of een beschermheilige. Dames mogen zich niet aanmelden bij het gilde maar mogen wel meedoen met de activiteiten. Na de uitleg mochten we zelf aan de slag. We hebben de tamboers bespeeld, bazuinen geblazen en we hebben mogen schieten. De bazuinen spelen was erg leuk. Dit is een soort trompet. Het is alleen erg moeilijk om hier geluid uit te krijgen.

Het gilde krijgt regelmatig klassen van scholen op bezoek. Met de kinderen gaan ze ook bazuinblazen maar ook vendelen en kruisboogschieten. Zo krijgen de kinderen te zien wat er vroeger gebeurde in een gilde. Daarna zijn we met het gilde om de tafel gaan zitten om het project 'Gilden tussen Middeleeuwen en nu' uit te werken.
Op 28 mei is er namelijk een kringgildedag. Diverse gilden zullen deze dag naar Veghel komen. Het St. Barbaragilde wil met dit project zo'n 300-350 leerlingen van de basisscholen in Veghel bereiken.
http://veghel.nieuws.nl/nieuws/17500/aftrap-basisscholenproject-gilden-middeleeuwen-en-nu/

Ben je hier nog niet met je klas geweest? Kom gewoon een keertje langs. Op maandag- en woensdagavond is het gilde geopend en kun je langskomen.
Wil je meer informatie? Kijk dan vooral op de site:
Woensdag 31 augustus.
Vandaag speelden we met een groep een kwaliteiten spel. Je moest twee kaarten uitzoeken die bij jezelf hoorde. Een die je kwaliteiten liet zien en de andere die een valkuil liet zien. Dit werd in de groep verteld.

Ik heb gekozen voor de kaart met een jurk erop. Op de jurk zie je verschillende patronen en kleuren. Dit staat voor mijn creativiteit. Ik wil zoveel mogelijk met mijn handen doen. Momenteel ben ik bezig om stoelen opnieuw te stofferen.

De andere kaart die ik gekozen had is good boy – bad boy. Dit is mijn valkuil. Als ik iets tegen iemand zeg kan ik daar af en toe erg lang mee zitten. Is het juist wat ik gezegd heb, had ik het anders kunnen zeggen of was het goed wat ik zei. Als ik hier erg lang mee blijf zitten dan ga ik vaak naar de persoon toe om te zeggen dat ik er mee zat wat ik had gezegd. Meestal is het niet zo erg als ik gedacht had.
Deze opdracht kan je op de basisschool doen. Ik denk dat je dit vanaf groep 5 goed kan doen. Er worden kaarten op tafel gelegd en de kinderen pakken een kaart. Geef duidelijk aan om welke reden de kinderen de kaart pakken. Bijvoorbeeld: pak een kaart waarbij jij je goed voelt of pak een kaart die iets over jou zegt. De kinderen moeten vertellen waarom ze de kaart hebben gepakt. Hierbij leren ze ook beter te argumenteren.
Tip: geef een voorbeeld. Zo is het duidelijker voor de kinderen wat je van hen verwacht.
Reactie plaatsen
Reacties